Certificaat Natrionale Militie.
Certificaat Natrionale Militie. Foto:

Ds. Jacob Juch, gegevens en wetenswaardigheden (deel 1)

Onderzoek

Voor het verkrijgen van informatie over ds. Jacob Juch en zijn nageslacht had ik een aantal jaren geleden contacten met een achterkleindochter. Via haar kreeg ik inzage in een publicatie ‘historie familie Juch vanaf 1679’, en toestemming om gegevens daaruit te gebruiken. Van familiefoto’s mocht ik kopieën maken en gebruiken. Verder waren er contacten met de samensteller van ‘de genealogie Juch’. Ook andere familieleden hadden familiegegevens verzameld, onder wie Henri Riemert, de zoon uit Jacob Juch’s derde huwelijk. Daarnaast waren er contacten met twee achterkleinzoons (neven van elkaar) en met de zoon van een hen. In 2010 werd met de toenmalige sriba / archivaris van de Gereformeerde Emmaüskerk in Middelharnis gezocht in het kerkarchief naar wetenswaardigheden over Jacob Juch. Ten slotte werden archieven en publicaties nageslagen op het onderwerp ‘Juch’.

Duitsland, Enkhuizen, Den Helder

De vader van ds. Jacob Juch is Johan(n) Wolfgang Jüch, geboren in 1784 in Saksen Gotha, Duitsland en Evangelisch-Luthers gedoopt. Johan(n) Wolfgang ontvluchtte Saxen-Gotha voor oorlogsgeweld. (Napoleon had in Rusland een nederlaag geleden, maar trok met een nieuw op de been gebracht leger wederom ten strijde. Medio Oktober 1813 vond een geweldige volkerenslag plaats bij Leipzig. Het leger van Napoleon werd daarbij verslagen. De Juch’en woonden precies in het oorlogsgebied). Johan(n) Wolfgang huwde in 1813 in Enkhuizen met de Enkhuizense Elisabeth Jacobs Aardema (1795-1861). Elisabeth was Nederlands Hervormd gedoopt. Het echtpaar Juch-Aardema ging aanvankelijk in Enkhuizen wonen, daarna in Den Helder. Uit het huwelijk werden drie zoons en een dochter geboren: Jan in 1814, Johan in 1815, Jacob in 1819 en Stijntje in 1825. Jan en Stijntje overleden kort na de geboorte. Vader Johan(n) Wolfgang werd sjouwersman. Hij overleed in Bloemendaal in 1859. Zowel Johan als Jacob werden scheepstimmerman en later commandeur op de Marinewerf in Nieuwediep bij Den Helder.

Johan en Jacob zorgden voor nageslacht. Sommigen van Johan’s nakomelingen kwamen op Java terecht. Jacob kwam als 17-jarige via zijn werk op de Marinewerf in contact met twee mannen die een blijvende invloed op zijn geestelijk leven hebben gehad en dientengevolge ook op zijn werkzaamheden. Een van hen was Willem Coenraad Wüst (1807-1886)

Willem Coenraad Wüst werd in 1840 oefenaar en vanaf 1846 predikant van de Gereformeerde Kerk onder ’t Kruis in Den Helder. Wüst reisde tussen 1848 en 1884 driemaal naar Amerika en ging voor als bedienaar in de Hollandsche Gereformeerde Kerk (in Low Praire, Buffalo, Rochester, Lodi en Passaic). Behalve in Den Helder en in genoemde plaatsen in Amerika stond Wüst ook in Giessendam op de preekstoel. Verder preekte hij in Woerden en Den Haag. Zijn naam kunnen we daarnaast in verband brengen met Stad aan ’t Haringvliet. In 1878 werd Wüst –toen nog predikant in Lodi – beroepen als tweede predikant bij de zgn. Bakkeriaanse gemeenten, een verband dat in de 2e helft van de 19e eeuw ontstond. Vijf Zeeuwse gemeenten behoorden tot déze Bakkerianen, alsmede Stad aan ’t Haringvliet en Nieuw-Beijerland, aldus de hierna genoemde schrijvers. De woonplaats van Wüst zou dan Nieuw-Beijerland worden. Hier preekte hij en ook op Stad. U kunt er meer over lezen in de publicatie uit 1984 ‘De Afscheiding in Stad aan ’t Haringvliet’ door drs J. Hage en in ‘Geen blijvende stad’, geschiedenis van de Gereformeerde Gemeente te Stad aan ’t Haringvliet (1836-2015) besteedde de samensteller P. Kieviet, aandacht aan deze predikant. Zie ook internet: ’36 predikanten van Kruisgemeenten en Vrije Gereformeerde Gemeenten’ een publicatie van St. de Gihonbron, Middelburg, 2015. In Melissant en Herkingen waren ook Bakkerianen en Oude-Tonge kende begin 20e eeuw een Bakkeriaans ‘leesgezelschap’. In 1882 verscheen een geschriftje van de hand van Wüst met de titel: ‘Mijn 42-jarige loopbaan in de kerk Gods. Tevens als een verantwoording aan het levendige volk van God’ Door W.C. Wüst, bedienaar des Evangelies in de Ned. Geref. Gemeente Lodi, New Yersey. L. Mulder, Holland, Mich.1882.

Jacob scheidde zich daarna langzamerhand af van de Hervormde Gemeente in den Helder. In 1839 huwde hij met Trijntje Stellaard.

In 1840, op zijn 21e, sloot Jacob zich definitief aan bij, wat bij de oprichting op 3 juni 1840, 'Den Dordtse Gerifformeerde gemeente aan den Helder' werd genoemd, later bekend onder Gereformeerde gemeente onder 't Kruis te Den Helder.

(Toelichting: De scheuring in de Nederlands Hervormde Kerk voltrok zich in 1834 en staat bekend als de ‘Afscheiding’. In de voorgaande periode, de Franse tijd onder Napoleon, was de binding tussen gereformeerde kerk en Staat losgelaten. Na de ondergang van Napoleon en de invoering van het Koninkrijk der Nederlanden probeerde Koning Willem I zijn greep op de organisatie van de godsdiensten terug te krijgen en legde de Hervormde kerk een kerkelijk reglement op. Maar rechtsgezinden in de kerk accepteerden de in hun ogen moderne opvattingen en interpretaties van predikanten en Kerkeraad niet en waren het ook niet eens met de verplichting Evangelische gezangen te moeten zingen tijdens de godsdienstoefening. Bekend werden in 1837 de ‘Kerken onder ’t Kruis’ en de Chr. Afgescheiden kerk. In 1869 herenigden de Kruisgemeenten zich met de Afgescheidenen en zetten zich voort als Christelijke Gereformeerde kerk. In 1886 vond de Doleantie plaats, o.l.v. Dr. A. Kuyper. In 1892 verenigden zich de Christelijke Gereformeerde kerken met de Dolerende kerken met de nieuwe naam: ‘Gereformeerde kerken in Nederland’. Zie voor dit onderwerp bv.: ‘het Huis Gods, kort begrip der geschiedenis van de gereformeerde kerk’, Dr. B. Wielinga, Kampen 1936)

Juch had geen theologische opleiding gevolgd, maar rond 1846 begon hij in zijn geboorteplaats lessen te volgen in het predikambt bij dominee Van Leeuwen. Op 28 mei 1850 kreeg hij na afgelegd examen de acte van catechiseermeester en krankenbezoeker. In 1851 werd Juch, met toepassing van artikel 8 van de Dordtse kerkorde, toegelaten tot het predikambt als herder en leraar.

(Genoemd artikel 8 luidt als volgt: Men zal geen schoolmeesters, handwerkslieden of anderen, die niet gestudeerd hebben tot het predikambt toelaten tenzij dat men verzekerd is van hun singuliere gaven, godzaligheid, ootmoedigheid, zedigheid, goed verstand en discretie, mitsgaders gaven van welsprekendheid).

Hij kon nu het beroep aannemen, dat door de kleine gereformeerde gemeente onder het Kruis te Oosterend op Texel op hem was uitgebracht. Zijn honorarium was 100 gulden per jaar, maar daarnaast kreeg hij een vrije ingerichte woning en de toezegging dat hem en zijn huisgezin naar vermogen een behoorlijk onderhoud zou worden verschaft. Zijn werk op de Marinewerf had hij al eerder vaarwel gezegd.

Oosterend op Texel

In Oosterend groeiden acht kinderen op, geboren uit zijn huwelijk met genoemde Trijntje Stellaard (1817-1855). Trijntje overleed in het kraambed van het negende kind; de baby overleed 6 maanden nadien.

Juch’s tweede vrouw was de Amsterdamse gouvernante Leonarda Diderica Cloetingh (1815-1858) met wie hij in september 1855 in Amsterdam huwde, in de kerk van de Geref. Kerk onder ’t Kruis. In verband met dit huwelijk overlegde hij zijn certificaat van de Nationale Militie van de provincie Noord-Holland.

Als huwelijksgeschenk kreeg zij van de aanzienlijke familie bij wie ze gouvernante was geweest een huisorgeltje. Uit dit huwelijk werd in Oosterend in februari 1857 Jacob Juch’s 10e kind Philippus (Flip) geboren. Hij heeft zijn moeder amper gekend; zij overleed begin 1858 in Oosterend. Flip erfde het orgeltje, een apart geval; het bestond uit twee delen, een onderstel met gedraaide poten en dan het orgel, zonder registers, met aan de zijde een pomp met koord en koperen beugel, welke met de linkervoet in beweging werd gebracht. Verderop komen we nog een keer terug op Flip en het orgeltje.

Flip zorgde voor veel nakomelingen, die vooral in en rond Sliedrecht woonden.

In een volgende Eilanden-Nieuws meer over ds. Jacob Juch en verwanten in Amsterdam, Landsmeer en Sliedrecht.

Familie-overzicht.
Een apart orgeltje.
De Marinewerf van Den Helder.