Tom en Janny Posthuma (Foto: Pauline Hof).
Tom en Janny Posthuma (Foto: Pauline Hof).

Oud & Wijs: “Zonder deze tijd hadden we een interessant deel van ons leven gemist”

Tom Posthuma (1937) uit Ouddorp voelt mee met alle horeca-ondernemers, net als zijn vrouw Janny (1941). Ze waren slechts kort in de horeca werkzaam, maar als je eenmaal een horecahart hebt, dan houd je dat. Tom: “Als je maanden stilligt, geen inkomsten hebt en toch je vaste lasten moet betalen en de salarissen van je medewerkers, dan is dat een behoorlijke aanslag op je bedrijf. Sommigen pakten het snel op door maaltijden te laten ophalen of te bezorgen. Het was knap om te zien hoe ze bezig bleven. Sommigen konden daar best nog wat mee verdienen, maar niet zoals voor de corona. Het is fijn dat ze nu weer open zijn.”

Tom en Janny leerden elkaar kennen in Ouddorp. Janny was het stoepje aan het schuren voor de smederij, de zaak van haar ouders. Tom fietste langs en maakte een praatje en zo is het gekomen. “Mijn opoe Spee was eigenaar van Hotel Akershoek aan de Boompjes in Ouddorp, naast de smederij. Mijn vader vond dat een prima zaak voor ons. We hadden niets. Met twee borgen van de boerenleenbank, geleend geld van mijn vader en een hypotheek voor de verbouwing konden we de zaak kopen. We praten nu eind jaren 50, nog voor ons trouwen.”

Luxe

Tom lacht. “Je moet er niet het huidige Akershoek bij voorstellen, hoor! Het was nog een pijpenlaadje met een paar tafeltjes en stoeltjes. Onder elke tafel stond nog een ‘kwispeldoor’, een vierkant bakje waarin je je pruimtabak kon uitspugen. Het waren twee huizen aan elkaar, met rechts het café en de achterzaal en aan de andere kant kamers voor bewoning en een grote keuken. Midden in het café stond ook nog een grote kachel.” Janny: “Het eerste half jaar zijn we meteen gaan verbouwen. De hotelkamers boven waren gescheiden door rachels met behang. We hebben in elke kamer wastafels geplaatst en verlichting, een ongekende luxe in de tijd, én metalen bedden. Heel modern was dat. Iedereen had toen nog van die grote houten ledikanten.”

Tijdens de verbouwing was de zaak open. Er moest geld verdiend worden, want ze moesten zo snel mogelijk hun schuld afbetalen. Het was hard werken, intensief, maar ze kijken terug op een heel fijne tijd. Tom: “Het zat altijd bomvol, ook in de winter. Er waren nog geen dammen en bruggen, dus als je hier moest zijn, bleef je vaak een nachtje. Er kwamen veel vertegenwoordigers in ons hotel.” Met weemoed denken ze aan die tijd terug: die ene man die met een bestelbusje jurken aan de man bracht, maar ook de bollenboeren uit Noord-Holland, de mensen van de inspectie die de keuken kwamen keuren en de vele toeristen.

Macaroni

Tom bediende de voorkant. Janny zorgde voor het schoonmaken van de kamers en bestierde de eerste jaren ook de keuken van het restaurant, in de zomer geholpen door haar moeder. “Mensen waren toen nog niet zo veeleisend als tegenwoordig. Het was nog niet lang na de oorlog en we hadden net de ramp gehad. Ik kookte een aardappeltje met een karbonaadje bijvoorbeeld, een biefstukje, of soep. Gasten aten wat je voorschotelde. Er waren toen nog weinig eettentjes en patatzaakjes. Die ruime keuze van nu waren we toen helemaal niet gewend. De Italiaanse meneer die onze keuken had geplaatst, gaf me eens het recept voor macaroni. Hij vertelde me dat het heerlijk was en dat ze dat bij hem thuis vaak aten. Zo kwam ook macaroni bij ons op het menu, maar dat was exotisch, hoor!” Ook hun trouwdag werd in 1959 in de zaak gevierd. “We werkten al samen in de zaak toen we verkering hadden, maar ik ging in die tijd elke avond na het werk gewoon weer naar mijn ouders, die bij de smederij woonden. Op de kiekjes van ons trouwfeest staan Tom en ik overigens maar nauwelijks samen. We waren de hele tijd in de weer, omdat we zelfs op onze trouwdag ons met dingen bemoeiden in de zaak.”

Borreltje

Tom komt uit jeneverstad Schiedam, de mooiste stad van Nederland, vindt hij, omdat daar zijn borrels vandaan komen. In 1953 moest hij in dienst, ging bij de marine en kwam zo terecht bij het zendstation in de Westduinen. Toen hij kennis kreeg aan Janny is hij hier gebleven. “De zaterdagavonden bij Akershoek waren zo druk. Jonge mannen zaten er met hun meisjes aan de tafeltjes. In het oude schooltje, waar nu de Kreek zit, werden in het weekend films gedraaid. In de pauze kwamen ze dan snel bij ons naar binnen om wat te drinken”, vertelt Janny. Tom knikt. “Op donderdag was het ook altijd druk. Dan was de beurs. We hadden een paar honderd man binnen op klompen, met buidels geld. Zaadhandelaren betaalden de boeren uit in het café. Er waren ook koeien- en varkensboeren. Het was bovendien voor velen een legitieme reden om meteen een borreltje te drinken. Ik had bladen vol bittertjes en cognacjes. Ze vlogen eruit!”

Tom had het vreselijk naar zijn zin, maar de slechte gezondheid van Janny dwong ze tot de keuze ermee te stoppen. “Het was niet anders”, licht hij toe. “We hadden intussen ook ons eerste kind gekregen, Mike.” Er zou later nog een tweede zoon volgen, Tommie. Janny: “We hebben het bij elkaar maar een paar jaar gedaan, tot 1965, maar zonder deze tijd hadden we een interessant deel van ons leven gemist.” Tom knikt bevestigend. “We hebben zoveel mensen leren kennen. Niet lang geleden stonden hier opeens twee Duitsers voor de deur. Ze waren van Akershoek doorgestuurd, tachtigers, oude gasten van toen. Ze wilden ons even gedag komen zeggen. Dat doet ons dan wel wat, dat ze die moeite nemen.”

Atelier

Ze verpachtten de zaak aan bierbrouwerij Amstel en Tom haalde zijn papieren om samen met zijn zwager als garagehouder aan de slag te gaan. Later zou hij de garage met het pompstation verruilen voor een baan bij Shell in de Botlek, eerst als operator en later als archivaris, tot hij op zijn 56ste met vervroegd pensioen ging. Janny had zich in de tussentijd toegelegd op het schilderen met acryl- en aquarelverf. Ze gaf ook schilderlessen. In de garage bij hun huis aan de Dirkdoensweg startte ze atelier ‘t Ooilam. “Ik heb altijd veel verkocht, vaak ook aan Duitse toeristen. Ik heb altijd veel plezier beleefd aan het schilderen. Als je dan merkt dat je werk ook nog gewaardeerd wordt, is dat geweldig.”

Haar gezondheid blijft echter een doorlopende uitdaging, die haar niet altijd in de gelegenheid stelt te doen wat ze graag zou willen. “Gelukkig doet Tom heel erg veel in huis en hij is handig en snel”, lacht ze. "We zijn veel buiten in de tuin.” Tom heeft zich nooit verveeld na zijn pensioen. “Ik kom altijd een week op een week tekort. ’s Morgens doe ik klussen in en om het huis en ik doe de mis en place voor het eten, ’s middags lanterfant ik een beetje. In het weekend rijd ik ook graag een rondje op de motor.”

Nieuwtjes

Al zo’n dertig jaar was Tom elke zaterdagmorgen te vinden aan de bar van café Akershoek, tenminste tot de coronapandemie een feit werd. Om zeven uur verzamelt zich daar een groep oude mannen, een bijna vijftiger daargelaten, die met elkaar het leven doornemen. “Van de vijftien man waar we toen mee startten, ben ik als enige over. We zijn nu nog met een mannetje of zeven, acht. Door de corona hebben we elkaar al maanden niet gezien. Heel jammer! Je mist toch de gesprekken en de nieuwtjes. Ik weet niet of we de draad nog kunnen oppakken zoals voorheen. Met zijn allen aan de bar op anderhalve meter moet misschien te doen zijn, maar wellicht kan Kees van der Bok, huidige eigenaar van Akershoek, ons wel niet meer aan de bar hebben, omdat wij dan te dichtbij zitten. Buiten op anderhalve meter kan misschien wel, maar dat is toch anders. We moeten maar zien hoe het loopt. Ze zijn in elk geval gelukkig weer open.”

Afbeelding
Afbeelding
Afbeelding