Afbeelding
Foto:

Een blinde dominee

Jacob Juch

Inleiding: mevrouw M. Mulder-Faassen

In het Eilanden-Nieuws van 29 mei jl. verscheen deel 2 van het artikel van de hand van J. Mastenbroek over ds. Juch. Nu volgt het derde en laatste deel van diens artikel.

Nu was het hem al verschillende malen opgevallen, dat het leek alsof onder het ingespannen schrijven het licht uitging. Toch weer niet — het suizen van het gaskousje dat voor verlichting van de studeerkamer zorgde, was duidelijk hoorbaar. Lag het aan zijn gezichtsvermogen? Hij ging met zijn klachten naar een arts. Tij­dens een van de onderzoeken, enkele maanden later, maakte de behandelende arts een ingrijpende fout, waardoor de oogzenuwen werden doorgesneden. Het gevolg was dat de predikant geheel blind was geworden. In beide miste hij voortaan het licht. Betekende dat een einde aan zijn predikantschap? Hij vreesde van wel. Nieuwe preken maken was voortaan uitgesloten, lezen, studeren en schrijven waren definitief verleden tijd. Hij zou zich met oude preekschetsen moeten behelpen. Die kon hij uiteraard evenmin lezen, maar zijn zoon Johan, een theologiestudent, las de oude schetsen voor zijn vader voor en die werden dan zo goed als het ging door ds. Juch gememoriseerd.

En aldaar zal geen nacht zijn

Zou de predikant zijn ambtelijke arbeid dan toch nog kunnen voortzetten, dankzij de hulpvaardigheid van zijn zoon? Het had er alle schijn van. Maar ook in dit opzicht waren de wegen des Heeren hoger dan de wegen van Juch. Johan werd ziek. Ernstig ziek. De arts constateerde de in die tijd zo gevreesde, vaak dodelijke ziekte: tuberculose. Tering, noemde men dat in die dagen. De ziekte nam hand over hand toe en spoedig werd zijn ziekbed ook zijn sterfbed. Ds. Juch was heel vaak aan het bed van Johan te vinden. Daags voor zijn heengaan zei zijn vader dat hij vanwege ontroering en emotie niet wist over welke tekst hij de andere dag zou preken. Johan wist het wel en vroeg zijn vader om te spreken over 'En aldaar zal geen nacht zijn' (Openb. 22:5a). Maar Johan zei nog méér. Hij vertelde met stervende lippen dat de Heere hem in de ruimte had gesteld en bereid gemaakt had om te sterven. Ds. Juch preekte de volgende dag over deze tekst en voelde de nabijheid Gods tijdens het preken. Zodra de dienst was afgelopen, haastte hij zich naar huis. Johan leefde nog. Met een laatste krachtsinspanning hees hij zich wat overeind uit de kussens, drukte zijn vader voor de laatste maal de hand en riep: “En aldaar zal geen nacht zijn”. Toen hij dat gezegd had, ontsliep hij.

Toch 'een open oog'

Ds. Juch had in al deze omstandigheden veel met zichzelf te stellen. Ondanks zijn handicap mocht hij zich verblijden in de zorg van zijn derde echtgenote, met wie hij op 24 februari 1859 in het huwelijk was getreden, weduwe Alida Vermeulen-van Galen. Met haar deelde hij vreugde en verdriet en zij was hem tot grote steun, ook toen hij blind was geworden. Maar hoewel de blinde dominee zijn handen vol had aan zichzelf, had hij - ondanks zijn blindheid - toch 'een open oog' voor wat er om hem heen zich afspeelde.

Op audiëntie

Op een keer zat hij in zijn studeerkamer te mediteren toen het koningshuis en wel in het bijzonder koning Willem III hem in gedachten kwam. Ook deze man maakte de enkele reis naar de eeuwigheid en ook vorsten is het gezet eenmaal te sterven en daarna het oordeel. Deze gedachte liet hem niet los. Wat zou hij graag, als was het maar éénmaal, de koning aanzeggen dat ook hij 'van nieuws geboren moest worden'. Hij waagde het, met de Heere, en vroeg permissie om de koning te spreken. Niet lang daarna kreeg hij bericht dat hij welkom was in het koninklijk paleis en ging een deel van de tekstwoorden uit Markus 13:9 voor hem leven: voor koningen zult gij gesteld worden, om Mijnentwil, hun tot een getuigenis'.

'Wel Sire, ik heb u nooit gezien. Als ik u nu even mocht zien, zou ik als ik straks in de hemel mag komen, willen zien of ik u daar dan ook zou aantreffen'. Ook al is de context een gans andere, dit woord werd waar voor ds. Juch. Hij werd hoffelijk ontvangen en door een kamerheer bij zijne majesteit aangediend met het veelbetekenende: 'Hier is dominee Juch en zijn eerwaarde is blind.' De koning vroeg hem vriendelijk wat het doel van zijn komst was. Onverschrokken antwoordde ds. Juch dat het hem te doen was om slechts kort te spreken over het heil van zijn onsterfelijke ziel. Juch hield een korte toespraak en hij besloot met een gedichtje:

Dat Neêrlands koning leve,
Dat Neêrlands God hem geve
Zijn zegen en gena;
Dat Neêrlands volk leer' vragen
Naar God en Zijn behagen:
Dat wens ik vroeg en spa.

Deze woorden troffen de koning en hij was er ontroerd over dat iemand zo begaan was met zijn zielenheil. Toen het gesprek was afgelopen, vroeg Willem III hoe zijn bezoeker blind geworden was. Ds. Juch vertelde het. Hij zei ook dat hij op dit ogenblik begeerde om even te kunnen kijken. 'Waarom dan wel? ' vroeg de koning. Er kwam een ontroerend antwoord. "Wel Sire, ik heb u nooit gezien. Als ik u nu even mocht zien, zou ik als ik straks in de hemel mag komen, willen zien of ik ú daar dan ook zou aantreffen.'

Op kosten van de koning

Een kamerheer hielp ds. Juch weer naar de uitgang van het paleis. Ondertussen dacht Willem III na op welke wijze hij ds. Juch zou kunnen helpen. Het bezoek had diepe indruk op hem gemaakt. Toen herinnerde hij zich, dat koning Leopold I van België zich ook wegens een ernstige oogziekte had laten behandelen door een zeer bekwame specialist. Hij adviseerde ds. Juch om zich door dezelfde oogarts te laten behandelen. En de kosten? Die zouden voor rekening van de koning zijn. En zo maakte ds. Juch de reis naar Brussel. Helaas, de dokter kon hem geen hoop op herstel van zijn gezichtsvermogen meer geven. Toch was deze reis niet vergeefs geweest. Tijdens de gesprekken die ds. Juch en de arts voerden, bleek hem dat ook deze man uit het roomse Brussel geen vreemdeling was van het leven dat uit God is! Overigens belemmerde zijn blindheid hem niet om de gemeente in te gaan en om ook de Algemene Vergaderingen (synoden) van de Christelijk Afgescheiden gemeenten te bezoeken. De vergadering die in 1858 te Dordrecht werd gehouden, koos hem zelfs tot voorzitter.

Watersnood

Zijn liefde tot het Oranjehuis en zijn koningsgezindheid bleven ds. Juch bij. In 1861 werden grote delen van ons land getroffen door een watersnood. Koning Willem III wekte de inwoners van Nederland op om een bededag te houden en de Heere te smeken of Hij het water tot staan zou willen brengen. Veel predikanten gaven gehoor aan deze koninklijke oproep. Ook ds. Juch, die in een bidstond op 17 februari 1861 zijn hoorders bepaalde bij de treffende woorden uit Klaagliederen 3: 40-42 'Laat ons onze wegen onderzoeken en doorzoeken, en Iaat ons wederkeren tot den HEERE. Laat ons onze harten opheffen, mitsgaders de handen, tot God in den hemel, zeggende: Wij hebben overtreden, en wij zijn wederspannig geweest, daarom hebt Gij niet gespaard.'.

Een preek voor de koning

Deze preek maakte diepe indruk en werd op verzoek van velen uitgegeven. De titel was: 'Weerklank op den wensch van Z.M. den Koning.' Ds. Juch vroeg in zijn voorwoord om begrip, aangezien hij al twee jaar het licht van zijn ogen moest missen en hij daarom ook geen aanmerkingen verwachtte. Er was zoveel vraag naar, dat er een tweede druk verscheen. De opbrengst was bestemd voor de getroffenen. Juch stuurde twee exemplaren naar de koning. Tot zijn blijdschap was de koning hem nog niet vergeten; hij kreeg een hoogstpersoonlijke bedankbrief waarin Willem III meedeelde dat hij deze preek met genoegen had gelezen.

Landsmeer

Bij het klimmen van zijn jaren en mede vanwege zijn visuele handicap werd de zorg voor zijn gemeente Amsterdam te zwaar voor hem. Hij zag een beroep uit het niet zo ver van de hoofdstad gelegen dorp Landsmeer dan ook als een aanwijzing van 's hemelswege dat hij Am­sterdam mocht verlaten. Maar ook in dit dorp waren de ambtelijke werkzaamheden niet zonder problemen. Veel woningen waren aan weerskanten van sloten en vaarten gelegen en waren per bruggetje bereikbaar. Met de opmerkingsgave die de meeste blinden eigen is, kon Juch ongehinderd en zelfstandig huisbezoek doen.

Vijf kinderen begraven

In Landsmeer wachtte hem opnieuw huiselijke beproevingen. Hij moest in dit stille dorpje vijf van zijn kinderen grafwaarts zien gedragen worden. De slaande hand des Heeren was dezelfde hand die ook heelde. Ook in zijn nieuwe woonplaats mocht hij Gods wonderdaden opmerken. Van de vele uitreddingen willen we er nog één noemen.

Een dankbare leidsman

Een van z'n jongens vergezelde zijn blinde vader als hij een grote reis moest maken. Op een keer zou Juch in de stad Utrecht preken. Nu was zijn zoon ziek geworden. De preekbeurt afzeggen? Dat kon niet meer. Wat dan? Nu had ds. Juch nog een zoontje van tien jaar thuis. Nog een kind dus. Zou die in staat zijn om zijn vader door het drukste deel van Utrecht te loodsen? Het was te proberen. Ze reisden via Amsterdam. Daar moest een plein worden overgestoken, waar een grote paardenmarkt werd gehouden.

Het kind wist daar ook de weg niet meer, werd bang tussen al die grote paarden en begon te huilen. Daar stond ds. Juch, met een huilend kind midden op de markt tussen de paarden in. Er steeg een vurig gebed naar God omhoog, of Hij wilde helpen, daar Juch geen hulp of uitkomst bleek. Dat gebed werd direct al verhoord. Juch werd aangesproken door een man, die hem herkende en die ooit onder een van zijn preken in Haarlem had gezeten. Deze preek had hem tot inkeer gebracht. Natuurlijk was deze man meteen bereid om ds. Juch en zijn zoontje door het drukke Amsterdam te begeleiden. Zonder noemenswaardig oponthoud bereiken zij het Utrechtse kerkje. Uit de volheid van zijn gemoed preekt Juch onvoorbereid over Psalm 46:2 'God is ons een Toevlucht en Sterke; Hij is krachtelijk bevonden een Hulp in benauwdheden'. Dat had de blinde predikant mogen ondervinden!

Tussen de baggeraars

In 1869 leidde de weg des Heeren naar zijn vierde gemeente. In Sliedrecht had men het oog op deze prediker laten vallen. Dat hij gehandicapt was, deerde de Sliedrechters niet. Het geloof is immers uit het gehoor! Ook daar zou Juch met problemen worden geconfronteerd. Maar anders dan in zijn vorige gemeenten: hier werd door de grote toeloop van hoorders de kerk spoedig te klein. Zou dat een probleem zijn voor een rijk dorp dat met baggeren goud verdiende?

Een nieuwe kerk

Inderdaad woonden er rijke bagge­raars in Sliedrecht, maar de leden van de gemeente van ds. Juch waren meest eenvoudige mensen, 'kleine luyden'. De rijken waren vooral in de hervormde gemeente te vinden, ls men al bij een kerk was aangesloten. De meesten waren ook nog eens de vrijzinnige richting toegedaan, zodat Juch en zijn kerkenraad eerder tegenwerking dan steun van deze groep konden verwachten. Toch waren de plannen gemaakt. Op 14 april 1873 hadden de mansleden besloten om tot de bouw van een nieuwe kerk over te gaan. Alles was in kannen en krui­ken, tekeningen en bestekken waren rond. Het zat alleen nog vast op de financiën. Ds. Juch gaf het voorbeeld: hij hield een huis-aan-huis-collecte. Zo konden de bewoners deze predikant aan de deur van hun woning aantreffen: een bus in de ene hand, een intekenlijst in de andere. Boven deze lijst stond: Betoon met ons uw liefdewerk Tot opbouw voor des Heeren kerk. Onbegonnen werk? Nee, de Heere neigde de harten. Geen deur werd overgeslagen, ook niet van, wat de waarheid betrof, als vijandig bekend staande ingezetenen. Iemand had ds. Juch het dringende advies gegeven om bij een van deze 'vijandige’ mensen zeker niet aan te kloppen. Maar Juch liet zich niet zo snel uit het veld slaan en ging toch... mèt het verblijdende resultaat dat op dit adres het voor die tijd grote bedrag van tweehonderd gulden werd toegezegd. De man gaf het van harte en was, wat geen ene Sliedrechter voor mogelijk had gehouden, naderhand onder de kerkgangers toen de kerk in gebruik werd genomen.

Gedicht voor de kerk

Ds. Juch was niet onervaren als het over het maken van gedichten ging. Toen op 23 november 1873 de nieuwe kerk in gebruik werd genomen, stond het volgende gedicht van de hand van ds. Juch op de officiële eerste steen;

De hoop is dat in dit gebouw
Gods Woord verkondigd wordt getrouw
En dat door Jezus' Geest en leeren
Veel zielen zich tot God bekeeren.

De tekst waarover ds. Juch preekte bij de plechtige ingebruikname van de kerk was uit Exodus 20:24b: aan alle plaats, waar Ik Mijns Naams gedachtenis stichten zal, zal Ik tot u komen, en zal u zegenen'. Burgemeester J.A. van Hattum en de wethouders woonden deze dienst bij.

Liefde voor Oranje

Dat de Sliedrechtse pastor een warme liefde voor het Oranjehuis had, is bekend. Dat hebben ook de Sliedrechters ervaren, toen Willem III in 1874 zijn zilveren regeringsjubileum herdacht. Er werd een speciale kerkdienst gehouden en ds. Juch had behalve zijn traditionele kleding, die bestond uit bef, korte broek en steek een oranje kokarde op z'n preekmantel gespeld. Dat viel bij de hoorders niet verkeerd, want 's avonds verzamelde zich de plaatselijke harmonievereniging voor de deur van de pastorie en werd ds. Juch een serenade gebracht.

Naar Middelharnis

Ds. Juch was al over de kracht van zijn leven heen toen er een beroep uit Middelharnis op hem werd uitgebracht. Hij voelde zich gedrongen om in dit Flakkeese dorp de herdersstaf op te nemen. Op 31 januari 1875 deed hij intrede. Lang zou hij er niet blijven. Ruim drie jaar later, op 27 oktober 1878, verliet hij deze plaats weer. Deze betrekkelijk korte tijd stond de Heere niet in de weg om zijn verblijf daar toch tot een zegen te stellen.

Er is een geschrift van een zekere weduwe Witvliet die daarin verhaalt hoe de Heere de prediking van ds. Juch voor haar tot een eeuwige zegen heeft willen stellen en deze eenvoudige prediker gebruikt heeft om haar hart in te nemen.

Naar Harderwijk

De laatste levensjaren werden doorgebracht in Harderwijk. Ds. H.M. van der Vegt bevestigde hem in dit Veluwse stadje, waarin hij zijn laatste gemeente zou dienen. Ook daar bleef de zegen niet achter. Ruim een halve eeuw na zijn dood waren er nog ouden van Gods volk, die zich ds. Juch met veel waardering herinnerden en die door zijn prediking tot bekering waren gekomen. Toen op 2 januari 1925 de Christelijke Gereformeerde gemeente aldaar 25 jaar bestond, hield ds. P.J.M, de Bruin een herdenkingsrede waarin hij de persoon van ds. Juch noemde; "Juch was lichamelijk blind, maar zijn zielsogen werden meer en meer verhelderd. Voor velen was deze blinde man een geestelijke gids".

Levenseinde

Op 3 februari 1883 brak voor deze Godsgezant het ogenblik aan, dat hij het tijdelijke met het eeuwige mocht verwisselen. Op zijn sterfbed mocht hij het Job nazeggen, en in hem ook zijn overgrootvader Johann Georg Juch: 'Want ik weet, mijn Verlosser leeft'. Met deze woorden op de lippen ging de 64-jarige ds. Juch, niet als dominee, maar als een arm zondaar, de eeuwige heerlijkheid in en mocht deze blinde leraar zijn Koning zien in Zijn schoonheid.

Gedachtenis tot zegen

Een eenvoudige grafzerk wijst zijn laatste rustplaats aan, een geschenk van zijn gemeente Harderwijk. Het opschrift van deze zerk was lange tijd niet meer leesbaar. De steen was door de tand des tijds aangetast en verweerd. In maart 1986 nam een achterkleinzoon van de predikant, de heer F.J.W. Jüch uit Apeldoorn en thans woonachtig te Groningen (die zijn naam met een umlaut schrijft) het initiatief om de steen te laten restaureren. Daarvoor was een bedrag van circa vierhonderd gulden nodig. Er werd bekendheid aan dit initiatief gegeven en tevens werd de mogelijkheid geboden aan particulieren om een bijdrage te geven. Zou er meer geld worden gestort, dan zou daarvan een onderhoudsfonds in het leven worden geroepen. Er kwam voldoende geld binnen om de zerk te laten restaureren. Echter, na amper vijftien jaar was het opschrift opnieuw onleesbaar geworden. Stichting Machpela heeft in de zomer van 2004 de zerk geheel laten restaureren. Het opschrift is weer goed leesbaar. Moge mede daardoor de gedachtenis aan deze rechtvaardige tot zegening zijn.

In een volgende Eilanden-Nieuws kunt u in een meerdelige serie weer over ds. Juch lezen maar nu met kerkgerelateerde- en familiegegevens en met verdere informatie.

Handtekening ds. Juch.
Afbeelding
Koning Willem III
Afbeelding
Afbeelding
Afbeelding
Afbeelding
Afbeelding