Joke Verweerd – Snoeitijd (76)

Catharina brengt een thermoskan koffie en een paar bruine boterhammen voor ze naar het ziekenhuis gaat.
Ze vraagt niet of hij meegaat en hij laat het zo. Wel belooft hij om een uur of drie even naar Mijntje te gaan kijken. ‘Misschien wil ze uit bed. Als ze wil blijven liggen, is het ook goed, hoor!
Ik weet niet hoe lang ik weg ben; ik heb een afspraak met de dokter, maar dat schijnt lang te kunnen duren.’
Ze kijkt naar de volle kisten, roemt de Elstar, maar zwijgt bij de rest. Chiel ziet haar kijken.
‘Er zijn bomen bij waar niks goeds aanzit. Ik weet niet of jullie nog connecties hebben in de appelmoes?’
‘De laatste jaren niet; vroeger was er vraag naar tweede soort, maar dat is uit de tijd. Dit is eigenlijk zonde van je werk, Chiel.’
‘Dat maak ik zelf wel uit,’ zegt hij halsstarrig.
Ze steekt haar hand op als groet en loopt terug over het tractorspoor.
‘Doe Lode de groeten!’ roept hij dan toch.
Ze kijkt verrast om.
Juist als Chiel zijn pluktas leegt, ziet hij een fietser slingerend de boomgaard inkomen. Het is een jonge man en hij is duidelijk opgelucht als hij Chiel ontdekt.
‘Goedemiddag. Ik heb aangebeld, maar er deed geen mens open. Ik ben maar zo brutaal geweest om op onderzoek uit te gaan. Ik hoop dat u de heer Chiel van der Meij bent.’
‘Dat klopt en wat kan ik voor u doen?’
‘Joris Janssen, decaan van het Regionaal Opleidings Centrum Rivierenland.’
‘Aangenaam,’ zegt Chiel afwachtend.
De fiets wordt tegen een boom geparkeerd. ‘Ik kom met u praten over Aijsa Hasani.’
‘Dat vermoedde ik al,’ zegt Chiel terwijl hij een paar kisten omkeert om als zitplaats te laten dienen.
Hij pakt een appel en veegt hem langs zijn mouw voor hij hem de ander toesteekt.
Dat levert een verraste glimlach op; Joris zet er meteen zijn tanden in.
Chiel wacht af.
‘Wat is dit voor soort?’
‘Elstar.’
‘Lekker zoet.’
‘Mooi. Wat kan ik voor u betekenen?’ vraagt Chiel dan toch.
Joris veegt de rug van zijn hand langs zijn kin. ‘Het leek me verstandig naar u toe te komen. Vanmorgen is Aijsa niet goed geworden op school. Flauwgevallen. We hadden al zo onze zorgen. Ze was de laatste weken erg afwezig en kon geen concentratie opbrengen. Ik heb met haar gesproken en haar geheimhouding verzekerd. Aijsa was erg overstuur toen ze vertelde wat er aan de hand was. Ze wil geen abortus. Heb ik het goed begrepen dat u haar een aanbod heeft gedaan om naar Nieuw-Zeeland te gaan?’
Nu is er oogcontact en Chiel constateert eerlijke bezorgdheid.
Hij knikt geruststellend. Het is goed dat deze jongeman komt kijken wie er achter zit. Hij zal waarschijnlijk redelijk op de hoogte zijn van de situatie bij Aijsa thuis en wat er kan en niet kan volgens de Turkse cultuur.
‘Waarom doet u dit? U kent het meisje niet en u weet niet wat u zich op de hals haalt.’
‘U vertrouwt me voor geen meter.’
Nu is er een kleine glimlach, het maakt hem nog jongensachtiger. Hij maakt een gebaar dat hij Chiel het woord laat.
‘Ik heb gisteren een gesprek gehad met Martijn Verkade. Hij riep mijn hulp in. Ik was vroeger bevriend met zijn vader. Kent u Martijn Verkade?’
‘Aijsa had het slechter kunnen treffen, maar dat neemt niet weg dat we met een onmogelijke opgave zitten.’
‘Wat is onmogelijk?’
‘Onderschat niet de schade die Aijsa zal ondervinden als ze de band met haar ouderlijk huis en haar traditie compleet doorsnijdt. Ze is een gevoelig meisje.’
‘Heeft u een beter idee?’
‘En dan de kosten! Zo’n ticket is een heel bedrag. En ze zal ooit weer terug moeten ook toch? Wie zal daarvoor opdraaien?’
‘Dat komt voor mijn rekening en terugkeren zal ze zodra dat kan. Ik maak me sappel om wat er gebeuren gaat als ze weg is. Kunt u inschatten hoe de familie het zal opnemen?’
Joris Janssen haalt zijn schouders op. ‘Het zal moeilijk worden. Aijsa’s moeder en broer zullen zich niet snel bij de zaak neerleggen. Ik heb al eens een gesprek met hen gehad over dat geplande huwelijk. Toen heb ik voor uitstel gepleit om Aijsa de kans te geven haar opleiding af te maken. Ik kreeg alleen voor elkaar dat ze als extra vak Duits mocht doen. Daar zag de moeder de zin nog van in. Maar dit ligt veel gevoeliger.’
Chiel staat weer op, ongedurig als hij is. In zijn broekzak voelt hij de armband, warm nu, maar nog niet zo warm als gewoonlijk.
‘We moeten heel voorzichtig te werk gaan. Ik stel mij beschikbaar, maar ik weet nog niet precies wat ik kan betekenen. Vanwege mijn verantwoordelijkheid als decaan kan ik niet officieel medeplichtig zijn. Ik kan pas iets doen als haar vertrek een feit is,’ zegt Joris.
Chiel gaat opgelucht weer zitten. ‘Dank u wel. Dat is heel fideel van u,’ zegt hij en hij buigt zich voorover.
Als Joris een klein half uur later zwalkend op zijn fiets het karrenspoor afgaat, klimt Chiel de ladder weer op. Met elke tree hoger wordt zekerder wat hij niet eerder zo helder wist: dat het altijd tussen hem en Catharina in zou zijn blijven staan, al was ze hem nagekomen tot aan Greytown. Catharina had gelijk toen ze zei dat hij niet met haar had kunnen leven. Een beurse plek, daarin begint het rot.
Tussen de takken door valt zonlicht.