Vervolgverhaal Joke Verweerd – Snoeitijd (60)

Alsof ze zijn gedachten raadt, zegt ze: 'Het ging langzamerhand wel beter tussen ons. Vooral toen Willemijn geboren moest worden. Ik was erg beroerd tijdens die zwangerschap. Mijn bloeddruk was onrustbarend hoog en ik wist ook zeker dat ik geen gezond kind verdiende. Ik vond het volkomen logisch dat we kinderloos zouden blijven, daar had ik het naar gemaakt. En toen, na acht jaar, was ik zwanger! Ik kon er helemaal niet mee omgaan. Ik kon niet blij zijn, ik was beducht voor wat er komen zou. In die tijd begonnen we voorzichtig iets naar elkaar toe te groeien, je moeder en ik. Je moeder begon over de wieg op zolder, waar jullie nog in gelegen hadden. En zij zat de hele dag te breien. Ik had aldoor het gevoel dat zíj in verwachting was en dat ik met een tijdbom in mijn buik liep.
Hoe ze met Willemijn in haar armen zat, toen ze geboren was! Dat zal ik nooit vergeten. Ze keek alsof ze zelf moeder geworden was, Chiel! Vanaf die tijd gaat het wel tussen ons.
Met je vader heb ik nooit een band gehad. Hij kon je zo aankijken dat je oploste in het niets. Zelfs Willemijn kon hem niet ontdooien.'
'Pa was niet makkelijk, geen man bij wie je je op je gemak voelde. Dat is altijd zo geweest. Hij was op zijn best in het bedrijf, in zijn bestuursfuncties en in de kerkenraad; dat was zijn leven. Niet hier in huis.'
'Een keer heb ik een echt gesprek met hem gehad. Dat was toen hij vroeg of we Willemijn lieten dopen. Maar ik durfde dat niet. Ik liep rond met het idee dat ik haar elk moment zou kunnen verliezen, dat de straf nog wel zou komen. Ik had trouwens ook geen belijdenis gedaan. En Lode had geen interesse. Daarna ging je vader uit de kerkenraad, hij kon niet meer vooraan zitten, zei hij. Statusverlies.'
Chiel heft afwerend zijn hand op. 'Misschien vond hij het echt erg.'
'Dan had hij me uit moeten leggen wat er erg aan was.'
'Misschien wilde hij het gewoon heel graag.'
'Dat kan zijn, Chiel, maar dan had hij moeten vertellen waar het goed voor was.'
Chiel kijkt naar haar gezicht, ziet hoe haar mond een streep wordt vol verzet. 'Pa praatte niet gemakkelijk, zeker niet over geloven en zo… Maar zijn geloof zat diep.' Zit hij nu zijn vader te verdedigen, alleen omdat zij dezelfde verwijten hardop zegt, die hij keer op keer heeft gedacht?
Catharina schudt haar hoofd. 'Heb jij ooit enige emotie aan je vader gemerkt? Het was je moeder die alles voor haar rekening nam wat emoties betrof. Zij kon schelden en tieren, zij kon lachen, zij kon soms tijdens de afwas een psalm zingen dat ik dacht: ze méént het! Ze voelt er iets bij. Maar je vader had dat niet. Je vader was een einzelgänger. Hij zal best gelovig geweest zijn, maar dan wel op een manier die alleen voor hem gold. Hij heeft me nooit, maar dan ook nooit het gevoel gegeven dat het geloof iets was waar je als mens beter van werd. Als hij voorlas uit de bijbel snapte je niet wat hij zei. Hij deed meer zijn best op zijn stemgeluid dan op de woorden.'
'Toch had ik ontzag voor hem. Hij dwong respect af.'
'Dat zeg je goed, Chiel, "dwóng" is het juiste woord. Heeft hij je ooit een brief geschreven?'
'Alleen jij schreef me.'
Er komt een glimlach en daarna lacht ze hardop. 'O Chiel, je hebt er geen idee van hoe dat ging. Het was een ritueel! Ik ging dan met een blocnote voor me bij de tafel zitten, demonstratief, zodat iedereen het zag. Ik moest alle schijn dat het te persoonlijk zou worden vermijden. Om de beurt liepen Lode en je moeder achter me langs om te zien wat ik schreef. Alsof ik er geheimtaal tussen zou smokkelen. En als ik de brief klaar had, las ik hem nog hardop voor ook! Dan knikten ze genadig en mocht hij verzonden worden.'
'Het wás geheimtaal.'
Nu knikt ze. 'Maar ze konden er geen vinger achter krijgen.'
'Ik heb ze allemaal nog, die brieven.'
'Dat weet ik toch.'
De klok slaat half drie en er draait een auto het erf op. Willemijn.
Catharina snuit haar neus, voor haar behuilde ogen is excuus genoeg te vinden.
Ze kijken naar de deur en zien het in een oogopslag.
'Ik heb hem niet kunnen vinden! Alles langs geweest. Hij is vanavond nergens gezien. Toen ben ik naar zijn huis gegaan, maar daar was alles donker. Ik heb nog een poosje gewacht, in de hoop dat hij komen zou. Ik durfde niet aan te bellen, die ouders schrikken zich natuurlijk helemaal lam. Bij Aijsa ben ik ook nog langs geweest; ik zag Salim thuiskomen op zijn scooter. Hij zag er niet opgefokt uit. Me maar gedeisd gehouden. Martijn – heeft hij helemaal niets gezegd hier?' Ze kijkt vragend in Chiels richting.
'Vanmiddag om een uur of twee was dat meisje hier, in de schuur. Ze moest Martijn spreken, zei ze. Ik heb hem uit de boomgaard gehaald.'
'Aijsa hier?' Catharina gaat rechtop zitten. 'Vanmiddag?'
'Hoe zag ze eruit? Was ze overstuur of zo?'
'Ik weet het niet,' zegt Chiel, 'ik had haar nog niet eerder gezien. Ik heb er ook niet zo op gelet. Ze had zo'n hoofddoek om, dan zie je niet zoveel. Ik vond haar verlegen, een beetje schuw, dat wel. Ze durfde de boomgaard niet in, ik dacht dat ze misschien niet gezien wilde worden. Ik heb haar in het kantoortje gezet en ben Martijn gaan halen.