Joke Verweerd – Snoeitijd (58)

Alsof nu wordt uitgesproken dat het water te diep is.
Hij ziet zichzelf – hoe hij zijn flets in het gras gooide en de loopplank opging. Op de deur bonsde, wachtte, uiteindelijk de deur door het slot heen drukte, wat niet zo moeilijk was omdat de deurpost rot was. Ze moest er zijn, ze moest toch een keer thuis zijn!
De angst zat al dagen in zijn kop. Wat hij ook probeerde, hij trof haar nooit. Hij had op haar gewacht voor het notariskantoor waar ze werkte. Hij had gebeld en steeds opnieuw gebeld, hij had een brief geschreven. Hij was avond aan avond bij de woonark geweest. Had niet de loopplank op gedurfd. Maar alles bleef donker, ze leek van de aardbodem verdwenen. Hij had die laatste – eerste – keer in zijn gedachten gehad. Hoe ze gekeken had en hoe mooi, hoe verkeerd, hoe prachtig, hoe fout het was geweest. Hoe dom, hoe onvermijdelijk, hoe slecht, hoe goed. Hij moest haar spreken, het maakte niet uit waar. Uiteindelijk had zijn angst het gewonnen. Toch maar weer terug naar de plaats waar het fout gegaan was, want fout was het.
Het was een zootje in de woonark, alsof iemand in een uitbarsting van woede had gegooid en gesmeten met alles wat voorhanden was. Ze was er niet. Ze móést er zijn.
Hij liep naar de klapdeur waarachter hij sinds de vorige keer de slaapkajuit wist. Hij luisterde – hoorde hij haar adem? Was ze daar? Sliep ze? In een allesoverheersende angst dat ze dood zou kunnen zijn, mepte hij de klapdeur open. Ze lag op bed. Haar ogen waren wijd en donker.
'Ga weg!' zei ze. 'Ga weg, Chiel!'
Hij was op zijn knieën voor het bed gevallen. 'Wat?'
'Snap je dat niet?'
Ze had zich omgedraaid, met haar gezicht naar de betimmerde wand. 'Zo dom ben je niet, Chiel van der Meij.'
Hij had niets meer kunnen zeggen. Hij had zijn hoofd op de deken gelegd tegen haar rug en in zijn hoofd bonsde het besef. Dat het waar was waar hij zo bang voor geweest was. Dat één keer te ver gaan gevolgen had gehad. En dat ze daar niet mee om kon gaan, dat ze helemaal alleen een noodsprong gemaakt had. Een onherstelbare daad, die geen oplossing was.
'Ga wég, Chiel. Het kan niet meer ongedaan gemaakt geworden.'
Hij kón niet weg.
Ze had hem geslagen omdat hij niet wegging. Ze had geroepen dat ze er niet over praten wilde, dat het over en uit was. Dat het haar zaak en haar keuze was. Dat het niet meer teruggedraaid kon worden. Dat ze er helemaal alleen voor stond sinds ze in pure wanhoop naar zijn moeder gegaan was, die haar aangehoord en gezwegen had. Niets, níets gezegd had.
Helemaal niets. Chiel! Dat zijn moeder het wíst en haar niet tegengehouden had. En tot slot dat ze van Lode hield. Toen was hij opgestaan en weggegaan.

Als vanzelf gaat zijn hand langs de onregelmatigheid boven zijn wenkbrauw. De diepe schram die ze hem sloeg, wat uiteindelijk een litteken werd.
'We moeten er over ophouden,' zegt zij, zich oprichtend.
Hij ziet hoe een traan een spoor over haar wang trekt. Ze veegt hem weg met haar hand. 'Sorry.'
Chiel staat op. 'Vertel maar verder over Lode, wat gaan ze nou doen?'
'Laten we nu maar afwachten, Chiel. Ik wéét niet wat me boven het hoofd hangt en ik wil het nog niet weten ook. Wat was er met Martijn?'
'Geen idee, maar hij was compleet van de kaart.' Terwijl Chiel het zegt, weet hij ineens wat hem zo raakte in de houding van Martijn. 'Hij was radeloos, alsof zijn wereld was ingestort.'
'Dan moet het met Aijsa te maken hebben.'
'Ik vroeg nog of zijn verkering uit was, maar hij gaf geen antwoord.'
Catharina trekt een zorgelijk gezicht. 'Dat meisje komt uit een moeilijk gezin. De vader is voor Turkse begrippen niet overdreven streng, maar de moeder voelt zich hier helemaal niet thuis. Ze komt nooit onder de mensen en omdat ze vindt dat haar man niet principieel genoeg is, geeft ze haar oudste zoon Salim de macht in handen. In feite beslist Salim daar wat de regels zijn. Ik weet niet of jij weet hoeveel macht broers over zusjes hebben in de Turkse gemeenschap? Als het menens wordt, is Salim genadeloos.'
'Kunnen ze niet gewoon een beetje Nederlands leren?'
Catharina maakt een machteloos gebaar. 'Die vader werkt al meer dan twintig jaar bij de conservenfabriek aan het kanaal. Iedereen mag hem. Hij is op zijn manier geïntegreerd, spreekt verstaanbaar koeterwaals, steekt zijn hand op als hij langs fietst. Hij heeft hier in de beginjaren wel geplukt. Vier jaar in zijn eentje hier en toen het gezin laten komen. Salim was vijf of zes; die had vanaf het begin grote problemen op school. Hij is altijd een lastig en agressief ventje gebleven. De meisjes zijn hier geboren; die doen het veel beter, maar mogen veel minder en dat komt vooral door hun broer. In het begin kwam ik daar wel eens over de vloer. Ik wilde best helpen en we hadden hier op het dorp een soort club waar Turkse vrouwen de taal en andere dingen konden leren. Maar mevrouw Hasani was nergens voor te porren.