Afbeelding
Foto:

Klaasje Hoek: "Als het te dichtbij komt, kan ik mijn werk niet meer doen "

In haar hart had Klaasje Hoek (1942) eigenlijk de verpleging in gewild. "Vroeger kon je niet altijd kiezen, wat je wilde worden. Je moest gaan werken. Er was geen geld om door te leren, als je van school kwam. Er moest brood op de plank komen. Dat was bij mij niet anders. Ik belandde in de horeca en had baantjes in de huishouding. Maar het bleef kriebelen, ik wilde heel graag iets voor mensen betekenen." Toen ze in 1965 Bram Hoek leerde kennen, met wie ze in 1970 zou trouwen, kreeg ze alsnog de kans om die droom waar te maken. "Bram was een EHBO-er. Hij vroeg, of dat niets voor me was. Ik was meteen enthousiast. Tegenwoordig volg je dan een paar cursusavonden. In mijn tijd moest je daar nog anderhalf jaar voor naar school, leren uit dikke boeken en moest je als vrijwilliger praktijkuren draaien in een ziekenhuis. Ik deed het allemaal, haalde EHBO 1, 2 en 3 en leerde er veel van. Jarenlang was ik een dag in de week werkzaam in de Samaritaan, nu Nieuw Rijsenburgh. Ik mocht patiënten verzorgen; douchen en aankleden. Tegenwoordig mag dat alleen, als je gediplomeerd verpleegkundige bent, maar toen kon dat allemaal nog. Ik vond het heel fijn om te doen. Ik was dan wel geen verpleegster geworden, maar dit zat er toch dicht tegenaan. Het ging me erg aan mijn hart, toen ik op mijn 56ste moest stoppen door mijn versleten heup."

Dichtbij

Samen met haar man Bram, die voor velen op het eiland een bekend gezicht was en na een ziekte vijf jaar geleden overleed, vormde Klaasje een goed team. Ook als ze geen 'dienst' hadden, stonden ze klaar voor hun medemens. "Ik herinner me goed, dat we een keer naar de verjaardag van mijn zus waren geweest in Ooltgensplaat. Het was donker, toen we terugreden naar Ouddorp. In de bocht bij Melissant was een ongeluk gebeurd. Een busje had zich om een boom gevouwen. Bram ging kijken. Als hij zijn hand opstak, was dat voor mij het teken, dat ik snel met de eerste hulpkoffer uit de achterbak naar hem toe moest rennen. Als je samen gaat kijken, verlies je immers kostbare tijd. Het zag er somber uit. Gelukkig heeft deze man het overleefd." Van dit slachtoffer weet Klaasje hoe het is afgelopen, maar van de meeste mensen, die ze hulp verleent, weet ze dat niet. "Dat is voor mij ook niet belangrijk. Je doet, wat je moet doen. Als de slachtoffers meegaan in de ambulance, draag je de zorg over en dan houdt het op. Van de meesten weet ik niet eens hun naam. Soms hoor je via via nog wat, maar meestal dus niet. Ik denk, dat dat goed is. Je moet het ook niet willen weten. Als het te dichtbij komt, kan ik mijn werk niet meer doen."

Beschietingen

Toch gaat het de kordate Klaasje niet altijd in de koude kleren zitten. Wat nog steeds op haar netvlies staat, is de treinreis, die ze voor het Rode Kruis mocht maken in 1992. Er moesten 500 vluchtelingen uit het oorlogsgebied in voormalig Joegoslavië worden opgehaald om te worden opgevangen in Nederland. "We wisten eigenlijk niet goed wat ons te wachten stond. De enige instructie die we kregen was, dat we onder geen beding de trein mochten verlaten, als er werd gestopt, omdat dat te gevaarlijk was. We zouden op twee plaatsen stoppen, in Ljubljana en in Zagreb. Wegens beschietingen zijn we alleen in Zagreb gestopt. Je kunt je niet voorstellen, wat al die mensen moeten hebben meegemaakt. Wij moesten voor ze zorgen tijdens de treinreis. Wij spraken de taal niet, dus je probeert - zo goed en zo kwaad als dat gaat - met handen en voeten te communiceren. Er waren voornamelijk vrouwen en kinderen in de trein. Velen waren er gewond. Ze hadden helemaal niets, alleen de kleding, die ze aanhadden. De meesten waren op blote voeten. Mijn volle koffer was leeg na de reis. Ik had alleen mijn uniform nog toen ik naar huis ging. Ik heb alles uitgedeeld. Ik had thuis nog genoeg. Ik was blij dat ik iets kon doen. Het was hartverscheurend. Woest was ik ook, toen de vluchtelingen de trein in de brandende zon bij aankomst in Utrecht nog niet mochten verlaten, omdat de minister nog niet was gearriveerd voor het persmoment." Ze kan zich er nog boos om maken. "Ik heb de treinreis lang bij me gedragen. Na een week hadden we een bijeenkomst met een psycholoog en een psychiater. Het was fijn om je verhaal te doen."

Schip

Mooie herinneringen bewaart Klaasje aan de reizen, die ze maakte met het Rode Kruis. De vakantieweken met lichamelijk gehandicapten op het schip Henry Dunant of in de vakantiehuizen in Zwolle en Rheenen. "Je bent met elkaar een week een grote familie. Je kunt echt wat voor mensen betekenen. Je aanwezigheid voegt iets toe." Inmiddels is Klaasje gestopt met de reizen. Ook hulpverlening bij evenementen laat ze nu aan jongeren over. Jarenlang was ze aanwezig bij bijvoorbeeld de toeristendagen in Ouddorp, bij de Omloop of de Strand Vijfdaagse. "Ook dat vond ik altijd leuk om te doen. Wonden en spieren verzorgen, blaren doorprikken, maar soms ook gewoon duimendraaien. Ook bij de Springfeestjes in de Dorpstienden was ze steeds aanwezig. "Stikleuk! Al die kinderen op die springkussens en trampolines. Ze kennen geen angst. Heerlijk om te zien. Er is eens een klap op een neus of een voet verdraaid. Met een beetje koelen ben je er al. Ach, als een kind maar een pleister krijgt, is het vaak alweer oké. Ik herinner me een jongetje, dat heel hard in zijn vinger had geknepen, om er maar bloed uit te persen voor een pleister. Het lukte niet en hij was zo teleurgesteld. Ik heb er toch maar een pleister op geplakt."

Schok

Klaasje Hoek is ook EHBO-instructeur, al meer dan veertig jaar is ze dat. Samen met drie anderen zorgt ze voor de opleidingen op het eiland. Bij de cursussen leert ze hoe eerste hulp te verlenen. "Ik bereid de cursussen niet meer voor. Dat deed ik vroeger wel. Ik doe nu nog alleen hand- en spandiensten. Ik word een dagje ouder. Als ze me nodig hebben, sta ik er, maar ik vind het prettiger nu wat rustiger aan te doen en ruimte te maken voor de jongere generatie." Het belang van een EHBO of Rode Kruis cursus wordt vaak onderschat. "Het is zo belangrijk om te weten, wat je moet doen in een noodsituatie. Hoe je steriel een wond verbindt of iemand in een stabiele zijligging plaatst. Het zou goed zijn, als iedereen in Nederland zou kunnen reanimeren. Dat redt echt mensenlevens. Tegenwoordig zijn er overal AED's, maar die geven slechts een schok, je moet nog steeds weten hoe je moet reanimeren. Ik vind het wel jammer, dat er minder lesstof bij de opleiding wordt behandeld dan vroeger. Nu verwijst het cursusmateriaal al snel naar 'Bel 112'. Goeie grutten, denk ik dan. Je staat er niet voor piet snot. Je kunt niet alles op 112 medewerkers afschuiven. Gelukkig zijn de meeste cursisten heel leergierig en vragen ze om meer dan er aangeboden wordt."

Agressie

De agressie waar hulpverleners vandaag de dag mee te maken krijgen, vindt Klaasje schandalig. "Hulpverleners doen hun uiterste best je uit de ellende te halen, waar je in beland bent. Mensen hebben zo weinig respect meer voor een ander. Vaak beseffen ze pas wat het betekent, als het ze zelf overkomt. Hoe kwetsbaar je dan bent en hoe fijn het is, dat er iemand is, die zich voor je inzet." Klaasje praat uit ervaring. Haar man Bram was er, toen zij thuis in 2012 een hartstilstand kreeg. Hij reanimeerde haar samen met de buurman. Klaasje weet er niets meer van. "Ik ben drie dagen kwijt, maar ik ben zo dankbaar, dat ik er nog ben. Dit voelt als reservetijd. Ik ben blij ook, dat ik nog steeds wat voor anderen kan betekenen. Ik hoop, dat ik het allemaal nog een tijdje kan doen."

Afbeelding