Joke Verweerd – Snoeitijd (57)

Een glimlach over en weer, dat is beter. Hij schuift zijn stoel iets dichterbij. 'Nou,' zegt hij dan weer, 'het verhaal was nog niet uit. Vertel jij dan maar verder.'
Catharina's stem is rustiger nu, alsof die aanraking toch goed was. Mild zijn haar ogen als ze vertelt over Lode – dat het trillen minder werd door het spuitje van de zuster. Dat de allergrootste onrust weggenomen werd door de dienstdoende arts, die vertelde dat dit een acute verergering was die bij ms wel vaker voorkomt. Maar meestal zakt het na vierentwintig uur af en pas in de dagen daarna kan er worden beoordeeld of er sprake is van blijvende grote achteruitgang.
'Is dit de eerste keer dat Lode zoiets overkomt?'
Catharina knikt en schudt daarna haar hoofd. 'Zo accuut was het niet eerder,' zegt ze nadenkend, 'maar achteraf bezien zijn er vaker perioden geweest waarin het ineens een stuk slechter ging. Misschien heb ik dat niet serieus genoeg genomen. Je weet het bij Lode nooit.' Het klinkt als een verontschuldiging.
'Hoe is het toch mogelijk dat ik zoveel van hem hou, terwijl ik hem bij tijd en wijle zo ontzettend verwens?'
Chiel staat op. Zo moet ze niet praten. Niet tegen hem! Weer handen in de zakken en even om de hoek van de deur naar Mijntje kijken.
Bij de vage schemer van het nachtlichtje heerst er volkomen stilte. Er is zelfs geen ademhaling te horen nu. Hij loopt de kamer in, ineens ongerust alsof er nu ook hier van alles mis zou kunnen zijn. Maar als hij aan het bed staat, ziet hij in de streep licht vanuit de kamer het rustig op en neer gaan van het laken op zijn moeders borst en hoe ze even haar voorhoofd fronst in haar slaap.

Hoofdstuk 11

'Ineens liep ik daar weer vanavond. Bospark. Dezelfde balie nog als toen. Die kille tegelvloer, de smerige geur van lysol. En dat Lode daar nu ligt!' Catharina schudt haar hoofd. 'Ik herkende het eerst niet, ik was zo druk met Lode. Als er iets met hem is, moet ik het oplossen, zo is het altijd geweest. Vanavond kon ik het niet meer voor hem oplossen. Ik kon hem niet meer geruststellen. Hij stond er helemaal alleen voor, hij hoorde me niet eens.' Chiel komt weer aan tafel zitten. Bospark. De naam suist door zijn hoofd.
'We kwamen daar vanavond bij Eerste Hulp binnen, dat zit aan de achterkant. Ik zag er zo tegenop om daar weer binnen te gaan – die lange gang en hoe ik daar liep toen het gebeurd was. Hoe het voelde, kapot en stukgetrokken, weggehaald. Ik dacht: dit is je straf. Nu gaat het mis met Lode. Nu wil je redden wat je toen vernielde. Ik dacht dat hij dood zou gaan.'
Nu weet hij het weer. Bospark vroeger. Mensen met spandoeken stonden er vaak, er werd dikwijls gedemonstreerd, zowel voor als tegen. 'Baas in eigen buik' versus 'Abortus is moord'.
'Het was goed dat Willemijn erbij was. We kregen koffie van de zuster. Ik werd zo misselijk toen ik die bedden zag, die gordijnen en die po onder het bed. Die ijskoude platte po, die ze onder me vandaan trokken voor ik kon kijken. Bijna dertig jaar geleden en het gaat nooit weg! Pas in de auto kon ik weer ophouden met rillen.'
'Wat weet Willemijn eigenlijk?' vraagt hij na de stilte.
'Ze zal wel haar vermoedens hebben,' zegt ze, 'het hele dorp wist min of meer van de situatie. Er werden weddenschappen gesloten. Waar rook is, is vuur, werd er gezegd. Je weet hoe dat gaat… Dat jij vertrok, zal het bewijs geweest zijn.'
'En later, toen jullie trouwden? Waren toen meteen de praatjes over?'
'Een triomfantelijke bruidegom. Lode zou wel even laten zien wie er gewonnen had. En je moeder had inmiddels ook wel door dat ze maar het beste kon doen of alles koek en ei was. De vuile was moest binnenshuis blijven. Je moeder was als de dood voor wat de mensen wel zouden zeggen.'
'Dus Willemijn weet niet…' aarzelt Chiel.
'Dát was vuile was, Chiel, dat is nooit meer opgerakeld. Niet door Lode, niet door je moeder. Daar hebben we het gewoon nooit meer over gehad. Dood en doodgezwegen. Leve de Van der Meijs van Meijlanden! De een werd grootgrondbezitter in Nieuw-Zeeland en de ander dacht dat het niet op kon op Meijlanden. Als de mensen naar je vroegen, dan schepte Lodewijk over je op. En je moeder ook. Dan zeiden ze rustig dat Nederland te klein voor je was. Dat je in East Mailing al je plan had getrokken. En dat je het slim bekeken had.'
Ze veegt over haar witte gezicht en strijkt het losgeraakte haar naar achter.
'Alles kwam terug vanavond. Ik zag mezelf. Haarscherp. Alsof ik naar een ?lm keek. Die beslissing. Geen andere keus.'
'Je had me er niet buiten moeten laten. Je had het me moeten vertellen!'
'En dan? Wat had je gedaan? Je kunt het een kind niet aandoen, niet te weten wie zijn vader is.'
'Denk je dat? Dat dat meer telt dan een mensenleven?'

In de stilte die valt, legt Catharina haar hoofd op haar handen. Tussen hen lijkt er een afstand te ontstaan, alsof hij niet zijn hand maar hoeft uit te steken om haar aan te raken.