Ik ben een vriend van allen die u vrezen en zich houden aan uw regels. Psalm 119, vers 63

De dichter van de 119e Psalm belijdt het in het 63e vers: ik ben een metgezel van allen die U vrezen en die Uw bevelen in acht nemen. In vers 21 had de dichter het beleden een vreemdeling te zijn op aarde. Maar kennelijk, zijn er hier op deze aarde, ook anderen, die net als hij vreemdeling op aarde zijn. Mensen de zich ook op aarde nergens echt thuis voelen. Al die 'vreemdelingen' samen vormen die ene wereldwijde gemeente van de Heere Jezus Christus.

Die belijdenis 'ik ben een metgezel' laat zien dat zij meer dan alleen medereizigers zijn naar dezelfde bestemming, het vaderhuis met de vele woningen. Gelukkig maar dat wij die reis niet alleen hoeven te maken, gelukkig mogen wij elkaar op die reis versterken en bemoedigen. De wijze Prediker zei het al: twee zijn beter dan één. Want als de één valt, helpt de één zijn metgezel overeind, maar wee die ene die valt, als er geen tweede is om hem overeind te helpen.

Geloven in je 'eentje' is bijna niet mogelijk. Wij zijn voor wat betreft ons geloof niet alleen op onszelf aangewezen. We mogen op reis naar onze bestemming samen onze schuld belijden, maar ook samen ons geloof belijden. We mogen samen bidden, maar ook samen de lof van de Heere zingen. Samen mogen we onder de prediking van het Woord zitten en vertroost worden. Wat een ongelofelijk wonder is het dat de dichter het hier zingt: ik ben een metgezel.

Ik vroeg het me af: wat is het nu dat deze reizigers allemaal samenbindt…….. ? Wat hen allemaal samenbindt is wat de Bijbel hier noemt 'de vreze van de Heere.' Al die 'metgezellen' staan in een zelfde verhouding tegenover de Heere. Zij leven, zij staan in de vreze van de Heere. Vrezen betekent hier NIET: bang zijn voor. Vrezen betekent hier weten dat God God is en dat wij zondige mensen zijn.

Wanneer wij de Heere vrezen, dan kennen wij God, maar ook onszelf uit het kruis van de Heere Jezus Christus. Daar op Golgotha zien we het dat God onze zonden niet door de vingers ziet, maar dat hij die– eer dat Hij die ongestraft liet - gestraft heeft aan Zijn eigen lief Kind Jezus. Daar zien we het dat de genade die God ons bewijst niet goedkoop is. Dat het God werkelijk alles kostte.

De vreze van de Heere, dat is in deze Psalm ook dat we ons bukken onder Gods bevelen , maar tegelijk ook dat we ons laten troosten door het evangelie van Zijn Zoon Jezus Christus en Die gekruisigd. Al die vreemdelingen, al die metgezellen mogen zich zo samen verblijden in het heil dat er te vinden is in de Heere Jezus Christus. Dat samen te mogen beleven, maakt dat onze vreugde verdubbeld wordt.

En dan volgt er nog: 'en die Uw bevelen in acht nemen.' Onze vrees van de Heere is dus – als het goed is - recht evenredig met het in acht nemen van Gods bevelen, Gods inzettingen. God vraagt van ons gehoorzaamheid aan Zijn bevelen. Telkens staan wij in ons leven op kruispunten en moeten we beslissen welke kant we opgaan. Nu zegt er misschien iemand: maar dat kan ik helemaal niet. De Bijbel zegt toch dat we altijd de verkeerde keus maken!

Dat klopt, maar wij staan gelukkig niet alléén wanneer wij onze keuzes moeten maken. Niet wij hebben God lief gekregen, maar Hij had ons eerst lief en pas daarna konden wij Zijn liefde beantwoorden, pas daarna kunnen wij voor Hem kiezen. Daarbij mogen de gelovigen elkaar tot hulp, tot steun zijn, mogen we metgezellen van elkaar zijn.

In onze tijd wordt het steeds lastiger, om Gods bevelen in acht te nemen. Aan alle kanten worden Gods wetten ontkracht en we worden bijna gedwongen daaraan mee te doen. Ik vraag het u, maar ook mezelf: durven we het aan, Gods geboden in acht te blijven nemen, ook al gaat dat ten koste van onze portemonnee, ook al betekent dat, dat we bepaalde functies niet meer uit kunnen oefenen, omdat er dan van ons gevraagd wordt dingen te doen die in strijd zijn met Gods bevelen?

God vraagt van ons gehoorzaamheid. Wanneer we het met de bevelen van de Heere nog niet zo nauw nemen, dan ontbreekt bij ons nog die 'vreze van de Heere' ontbreekt bij ons nog die gehoorzaamheid, waar de dichter hier om bidt. Er is moed voor nodig om gehoorzaam te blijven. We kunnen dat alleen wanneer we de Heere vrezen en van harte elkaars metgezel zijn. Dan kan het wel stormen onderweg. Maar dan mogen we het weten: ons is geen kalme reis beloofd, maar wel een behouden aankomst.