Zorgen

Vorige keer schreef ik al over de eeuwige strijd die de huisarts voert met onzekerheid. Ieder omfloerst kuchje zou het eerste symptoom van een gruwelijke ziekte kunnen zijn, maar de kans is steeds astronomisch klein. Je verwijst dus niet iedereen die hoest naar de longarts; je voelt, luistert, vraagt, klopt, wikt en weegt en uiteindelijk stel je een diagnose. Nooit met honderd procent zekerheid, maar ook nooit overhaast. 

Deze week had ik een tikkeltje twijfel en vroeg ik een bloedafname aan. Terwijl ik het prikformulier aan de patiënt gaf, zei ik dat we ons bij een goede uitslag geen zorgen meer hoefden te maken. Geschrokken vroeg de patiënt, ‘Oh, maakt u zich dan zorgen?!’ Verbaasd antwoordde ik in een reflex dat ik me altijd zorgen maak. Dat het mijn vak was om me zorgen te maken. Dat ik me al zorgen begin te maken zodra er iemand over de drempel van de spreekkamer stapt. Maar dat dat niet betekent dat hij dat ook moest doen.

Als huisarts ben je net een makelaar: ‘Wij nemen uw zorgen uit handen.’ Je komt bij je huisarts omdat je je zorgen maakt en als je de deur weer uitgaat, blijft hij met je zorgen achter. Arme huisarts.

Het werkt ook de andere kant op. Dezelfde dag bezocht ik een ernstig zieke man waarvan ik de thuissituatie wankel vond. Er was twijfel of hij niet naar een verpleeghuis moest, maar zijn echtgenote hield hem het liefste thuis. Ik vertelde haar dat ik achter die keuze stond, maar dat ik me er wel zorgen over maakte. Dat vond ze totaal onnodig. ‘Je hoeft je echt geen zorgen te maken. Hij zit hier goed.’ Ik hoorde dezelfde woorden uit mijn mond komen: dat het mijn vak was om me zorgen te maken. Dat ik me over al mijn patiënten zorgen maakte. Dat dat nu juist is wat huisartsen graag doen. 

Uiteindelijk sta je als huisarts dagelijks tot je enkels in de zorgen. De ene patiënt maakt zich te veel zorgen, de andere te weinig en zelf maak je je de hele dag zorgen. Dat is geen reden om medelijden met de huisarts te hebben. Had ie maar een ander vak moeten kiezen. En sommige dagen zijn anders dan andere dagen. Soms komen de zorgen me tot de kin en soms worden mijn sokken niet eens nat. Dat hoort zo. Ik maak me geen zorgen over mijn zorgen.