Crisis in de crisis

Oorlog hadden we voorgoed achter ons gelaten, meenden we. Onbeheersbare epidemieën waren iets uit lang vervlogen tijden, dachten we. En intussen worstelen we met droogte, blijkt energie helemaal niet zo vanzelfsprekend te zijn en is het vinden van een dak boven je hoofd ook niet langer de gewoonste zaak van de wereld. Het bestaan blijkt niet zo eenvoudig te zijn als we dachten. Alles wat we vanzelfsprekend zijn gaan vinden, blijkt dat niet te zijn. Onze veiligheid blijkt breekbaar te zijn.

Als we vragen naar de oorzaak van dat alles, kan een analyse van politieke keuzes en bestuur nuttig zijn. Dat zal ongetwijfeld inzichten opleveren als het gaat over de vraag hoe het zover kon komen. Toch is daarmee niet alles gezegd. We zullen ook onze ogen moeten openen voor de onderliggende geestelijke crisis. De Schrift is er klip en klaar over dat er geen zegen is te verwachten op wegen van God en Zijn Woord af. Dit is niet bedoeld als een koude constatering of een enkele analyse. Het is veeleer bedoeld als een belijdenis. Als het waar is dat we van het heilspoor zijn afgegaan, als het waar is dat we God op het hoogst misdaan hebben, hoe zouden we dan verwachten in werkelijke vrede te leven? Is de échte crisis niet die van al die politieke ideologieën die met God en gebod niet wensen te rekenen en het morele failliet dat daarmee is gegeven?

Het stelt ons voor de indringende vraag wat het fundament van ons bestaan is. Wie zich veilig waant als burger van een westerse democratie, ver van alle brandhaarden elders in de wereld, waar medisch en technisch heel veel mogelijk is, wordt door deze crises ruw uit zijn slaap gehaald. Althans, in het beste geval. Ongetwijfeld zijn er velen die zich ook nu nog troosten met de gedachte dat het allemaal uiteindelijk toch wel goed zal komen. Niettemin dringt de realiteit zich aan ons op dat ook ons comfortabele bestaan zomaar ondersteboven kan gaan en allerlei zekerheden en vanzelfsprekendheden ons zomaar uit handen kunnen vallen.

Is te midden van al die onzekerheden de troost van ons hart dat we voor rekening van Christus komen? Ook als het door diepe wegen gaat. Ook als zorg op zorg gestapeld wordt. Ook als veel onzekerheden zich aftekenen. Het is de moeite van de vraag waard of ook wij als Nederlandse christenen ons niet veelszins koesteren in het gerief van ons ogenschijnlijk onbedreigde bestaan en de zorg waarmee de welvaartsstaat ons in geval van nood omringt. En zeker ben ook ik dankbaar voor het vele dat ons als volk is gegeven en gegund. Maar is dat onze vrede? Is dat onze rust? Of weten we te rusten in God? Ook als ons veel ontvalt of als we na jaren van weelde en overdaad wellicht terug moeten keren naar een leven van soberte en matigheid?

Mocht dat laatste het geval zijn, dan mag het ons wel aansporen tot het oefenen van afhankelijkheid van de Heere. Om meer en meer te leven uit Zijn hand. In het besef dat uit die hand alles ons toekomt. Uiteraard besef ik dat rijkdom en voorspoed niet per se van God afvoeren. Net zoals gebrek niet vanzelfsprekend afhankelijkheid leert. Dat neemt niet weg dat het gebed bij u en mij een plaats moet hebben, dat als er minder welvarende tijden komen deze ons temeer aan Hem zullen verbinden. Al biddend kan de gedachte dan postvatten in je binnenste, dat de crises waarmee we worstelen in het heden een remedie zouden kunnen zijn tegen de geestelijke crisis waaraan we gezamenlijk lijden. Belijden we immers niet dat God bij machte is het kwade ten beste te keren?