Rook

Weliswaar kort, maar ik ben bezweken. Een mooie zomeravond, veel vrienden, heerlijke glazen koele wijn, de maan schijnt door de bomen en nog een stuk of wat clichés, en ik zit opeens met een sigaret in mijn mond. Ruim twintig jaar gestopt…

Herinneringen aan de tijd dat ik op zondagmiddag constateerde dat mijn Mascotte vloeitjes op waren en me dan maar ontfermde over een onbedrukt strookje Eilanden-Nieuws. Mijn eerste jaar in 1977 op de mavo in Stellendam, met de voor een starter gebruikelijke ordeproblemen. Gelukkig stond er standaard een asbak op je bureau en kon ik de meute enigszins onzichtbaar maken door er stevig op los te paffen. Later mocht dat alleen in de hal, nog later alleen op het plein of in het rokershok, waar alle posters een lichtbruine nicotine omlijsting kregen. Dan nog de arbo-arts die eens in de vijf jaar in zijn spreekkamer alle personeelsleden doorlichtte en vroeg of ik bezwaar had als hij rookte en ik er toen zelf ook gelijk maar een opstak. De lichte paniek die je beving als je bij “zeikerds” op bezoek was waar je niet mocht roken. Herinneringen aan mijn zwaar astmatische opa, die we op zijn verjaardag tot zijn grote vreugde altijd een forse doos sigaren schonken.

Het voelt beroerd: ik ben een grens overgegaan. Al die kleurloze pakjes en die foto’s van de meest verschrikkelijke complicaties die door roken kunnen ontstaan, hebben me even niet weerhouden. De neveneffecten van die ene toch diep geïnhaleerde sigaret (de details zal ik u besparen) echter zorgen dat ik nu het hoofd koel houd. Ik ben uitgerookt.