Afbeelding

Voor u gelezen - Op vakantie!

Een geschiedenis van onze vrije tijd

Honderd jaar geleden was de situatie rondom vrije dagen totaal anders. Pas in 1929 was er voor arbeiders sprake van drie dagen betaald verlof per jaar. Onder druk van de vakbonden ontstond deze verplichting voor werkgevers. Inmiddels heeft elke werknemer die fulltime werkt een wettelijk recht op minimaal twintig betaalde vakantiedagen.

Rond 1970 werd op vakantie gaan gangbaar bij het merendeel van de Nederlanders, vertelt Neerlandicus Wim Daniëls in het voorwoord van ‘Op vakantie!’

Vakantie heeft overigens hele oude papieren. Welgestelde Romeinen kenden al een vorm van vakantie. Ze reisden naar de badplaats Napels of bezochten het Parthenon in Athene en de piramiden van Egypte. De Romeinen verplaatsten zich over het door hen zelf aangelegde wegennet dat in totaal zo’n 90.000 kilometer besloeg. Na het ineenstorten van het Romeinse rijk raakte ook het uitgebreide wegennet in verval.

In de Middeleeuwen werden weinig toeristische reizen ondernomen. Wel was er sprake van pelgrimstochten naar bijvoorbeeld Rome of Jeruzalem. Pelgrims maakten vaak gebruik van reisgidsen. Die waren er overigens al in de tijd van de Romeinen. Jeruzalem-pelgrims raadpleegden bijvoorbeeld een gids als ‘Map Of The Itenerary From London to Jerusalem’.

Vanaf de vijftiende eeuw kwam toeristisch reizen weer in zwang. Bijvoorbeeld via de ‘Grand Tours’. Jonge mannen en vrouwen uit gegoede kringen maakten dan een lange reis langs culturele hoogstandjes binnen of buiten Europa. Dat hoorde bij hun opvoeding en ontwikkeling, vond men.

Telefooncel

Terug naar de twintigste eeuw. Op humoristische en informatieve wijze neemt Daniels zijn lezers mee langs allerlei vormen van recreëren. Van alles komt voorbij: op vakantie met de auto, op de fiets of scooter, met de caravan, trein of bus. Ook de geschiedenis van vakantiebonnen, kamperen, de bouwvak, vakantiekolonies voor ‘bleekneusjes’, wintersport, vliegvakanties, cruisen en zeilen, onderwijsvakanties, liften en vakantie in de Tweede Wereldoorlog wordt besproken. Van vakantiespreiding was voor het eerst sprake in de oorlogsjaren.

Rond 1910 raakte de padvinderij in opkomst en dat heeft het fenomeen kamperen in ons land een flinke ‘boost’ gegeven. De eerdere uitvinding en opkomst van de fiets leverde hier ook een positieve bijdrage aan.

Wie wilde kamperen moest een kampeervergunning hebben. Voor deze vergunning moest de politie aangeven geen bezwaar te hebben en als kampeerder had je een bewijs van zedelijk gedrag nodig. Proefkamperen kon op een speciaal oefenkamp van de ANWB in Ommen.

De opkomst van allerlei technische snufjes heeft de manier van recreëren en communiceren in de vakantie flink beïnvloed. Zo maakte de opkomst van de mobiele telefoon de lange rijen voor de telefooncellen op de camping overbodig.

Inclusief een uitgebreide bronvermelding en veel illustraties.