Potjeslatijn

De geneeskunde, dat weet u, grossiert in lange woorden. Sommige uit het Grieks, sommige uit het Latijn, de meesten langer dan de gemiddelde gebruiksaanwijzing voor een huishoudelijk apparaat. Dokters nemen je ziekte pas serieus als hij minstens zes lettergrepen heeft en alle vijf de klinkers erin voorkomen. Zodra de patiënt zijn ziekte kan uitspreken, is hij meestal al lang en breed weer genezen. Je moet het vak een beetje mysterieus houden en we doen graag alsof die opleiding een jarenlange opsluiting in een bibliotheek besloeg in plaats van aan bacchanaal. Het klinkt ook veel geleerder om je patiënt een epicondylitis lateralis te verwijten dan een tenniselleboog of om van een fasciitis plantaris te preken dan van een hielspoor. 

Met pillen is het hetzelfde. Een parasympathicomimeticum voorschrijven voelt toch anders dan een oogdrupje adviseren. Je moet dat vak van ons een beetje sjeu geven. De mensen hebben al zo veel last van hun chronische idiopathische axonale polyneuropathie; daar werkt een pijnstiller niet tegen. Die geef je een non-steroidaal antiflogisticum. Het werkt nauwelijks, maar je komt erg deskundig over.

De schuld ligt voor een groot deel bij onze opleiders. Die stampen ons hoofd in de collegebanken vol met lange reeksen lettergrepen en samentrekkingen. Echte taalkundigen en kenners van Latijn lachen er een beetje om, want serieus Latijn is het allemaal niet. Het is potjeslatijn. Latijn voor mensen die geen Latijn spreken. Het zit ook vol termen die qua taal voor geen meter kloppen. Mijn eerste opleider sprak van supratentoriele atrofie als hij iemand erg dom vond. Of van polymitotische neoformatie als hij me wilde laten weten dat een bobbeltje ook best eens een tumor zou kunnen zijn.

Ook ik bezondig me aan potjeslatijn en aan wazig taalgebruik. Soms uit gewoonte, soms uit onwetendheid. Wist ik veel dat paronychia gewoon omloop heet in het Nederlands? Of dat mollusca contagiosa gewoon waterwratjes zijn? Potjeslatijn is vooral een goede dekmantel voor de huisarts. Weet je niet wat de patiënt mankeert, dan mompel je wat omfloerste Latijnse termen en je hoopt dat hij je geen onwetende pruster vindt. Je kent immers moeilijke woorden. Het is net zoals met de politiek; moeilijke woorden verhullen onvermogen. Zegt een huisarts dat je wondroos hebt, dan kun je opgelucht ademhalen. Dat komt wel goed. Heeft hij het over een potentieel erysipeloide erythema, dan is hij niet zo zeker. Ik stel zelf trouwens verrassend vaak zo een potentieel erysipeloide erythema vast.