Rozen

Dat leerlingen je soms erkentelijk zijn, weet je als docent wel, maar je kan niet van pubers verwachten dat ze dat expliciet uitspreken. Vaak, zo is mijn ervaring, gebeurt dat jaren later, als ze terug kunnen blikken. Je komt ze tegen op d’n Diek of loopt ze tegen het lijf in Rotterdam en dan krijg je te horen dat ze met plezier terugkijken op je lessen en halen ze nog wat anekdotes op en laten gebeurtenissen de revue passeren die je zelf al lang vergeten bent.

In mijn kamer kreeg ik een telefoontje van de administratie dat er beneden een pakket voor me klaar lag. “Zal wel weer van een of andere uitgever of een mbo zijn”, dacht ik. Groot was mijn verrassing (Valentijnsdag was nog maar net voorbij), toen een lange doos bij het uitpakken een prachtige rode roos bleek te bevatten. “Een stille aanbidster?” flitste het even door mij heen. Nou, die verwachtte ik niet direct. Na wat schudden met de doos rolde er een kaartje uit met een bijzonder hartverwarmende tekst van twee van mijn havoleerlingen. Ik zal de tekst hier niet citeren, want “eigen roem stinkt”, maar het gebaar ontroerde me zeer. Mijn dag kon niet meer kapot.

In de auto op weg naar Goedereede keek ik bij de rotonde bij Dirkslands watertoren nog eens met een gelukzalig gevoel en een schuin oog naar de roos op de voorstoel naast me en naar de lieve tekst op het kaartje. Nu ben ik niet zo’n goede chauffeur en bleek dat niet zo’n handige actie te zijn: m’n rechter voorwiel ploegde opeens door de kleffe klei van de berm en ik kon nog maar net met een snelle correctie de auto op de weg houden, terwijl op de andere weghelft een vrachtwagen van zand- en grindhandel Van Zanten voorbij denderde. Achter me werd luid geclaxonneerd. Hartkloppingen en plots die gedachte: “André hield van rozen”.