Afbeelding
Foto:

De gouden keten van de zaligheid

De. N. den Ouden is predikant van de Hersteld Hervormde Gemeente te Leerbroek. De cover van dit waardevolle boek geeft een korte samenvatting van de inhoud:
‘Zalig worden is een geschenk van God. Het heil heeft Christus verworven en de Heilige Geest pas dat toe aan het hart. God is een God van orde, dat komt ook duidelijk uit in het zalig maken van zondaren. Dan vinden we ook terug in de titel van dit boek. Die orde is als het ware een keten, een ketting. Bij Paulus lezen we in Romeinen 8 vier van deze schakels. Daar is de eerste schakel de verkiezing, en daaraan zijn de ander schakels van het heil als een keten/ketting verbonden’.
Ds. Den Ouden wijst erop dat er verschillende kanten van het ene heil, de zaligheid die de Heere wegschenkt in de harten van de Zijnen. Vanuit het Woord wordt ieder mens geroepen tot die zaligheid, met bevel van geloof en bekering. Wat de Heere eist, dat geeft Hij ook.
De orde van het heil geeft veel stof om bij stil te staan. Maar niet om nieuwsgierig in te dringen in dingen die voor ons te hoog zijn, maar om de Drie-enige te leren aanbidden.

In het Woord vooraf geeft de auteur rekenschap hoe hij tot het schrijven van dit boek gekomen is. Dat is o.a. Romeinen 8: 29 en 30: ‘Want die Hij tevoren gekend heeft, die heeft Hij ook tevoren verordineerd, de beelde Zijns Zoons gelijkvormig te worden, opdat Hij de Eerstgeborene zij onder vele broederen. En die Hij tevoren verordineerd heeft, dezen heeft Hij ook geroepen; en die Hij geroepen heeft, dezen heeft Hij ook gerechtvaardigd; en die Hij gerechtvaardigd heeft, dezen heeft Hij ook verheerlijkt’.
Deze kernwoorden, aangevuld met nog twee andere kernwoorden (wedergeboorte en heiligmaking) heeft de schrijver behandeld op de Bijbelkring in zijn vorige gemeente, de Hersteld Hervormde Gemeente van Sint Maartensdijk. Hij heeft daarbij een lezing over de zekerheid van het geloof toegevoegd; deze inleidingen heeft hij omgewerkt tot dit boek. Waar komt de titel vandaan? De titel is ontleend aan een boek van de puritein William Perkins: ‘The golden Chain’.

In zijn Woord vooraf gaat ds. Den Ouden ook in op de gevolgen van het coronavirus. Er is veel onzekerheid; daarom is het voor ons allen nodig dat we iets mogen kennen van de gouden schakels, waar het in dit boek over gaat.
Hij geeft nog een hartelijk advies mee: de beste maatregel in deze bewogen tijden is dat we kwetsbaar, vergankelijk, verloren en schuld in onszelf, geborgen zijn in de wonden van Christus. Het is ook goed bij het lezen van deze ‘gouden schakels’ dat we ook de tekst erover lezen: ‘En wij weten, dat degenen die God liefhebben, alle dingen medewerken ten goede (vers 28)’

En na het benoemden van de schakels in de orde van het heil, jubelt Paulus het uit: ‘Zo God voor ons is, wie zal tegen ons zijn?’
Het boek bevat 7 hoofdstukjes met een duidelijke kernwoorden: Uitverkoren in Hem’ gaat over de eeuwige verkiezing'; ‘Hoort naar Mij’, spreekt van de roeping tot zaligheid; ‘Wedergeboren tot een levende hoop’ behandelt de wedergeboorte; ‘Het geloof gerekend tot gerechtigheid, gaat over de rechtvaardigmaking; ‘Opdat wij in nieuwigheid des levens wandelen zouden’ zegt iets over de heiligmaking; ‘Wij zullen Hem zien gelijk Hij is’, gaat over de heerlijkmaking; ‘Want ik ben verzekerd’ is de lezing over de zekerheid van het geloof.

Op pagina 107 en 108 staan twee gedichtjes, wellicht kent u ze:

Drie dingen bezwaren mijn gemoed,
’t Eerst is dat ik sterven moet;
Het tweede noch veel meer,
Dat ik niet weet wanneer;
Het derde bovenal,
Dat ik niet weet waarheen ik reizen zal.

Ds. Jeremias Bastingius, haalt het versje in 1591 bepaald niet met instemming aan. Hij schrijft dat het laat zien hoe troosteloos de leer is van ‘de hogescholen des pausdoms’ In 1655 wordt het versje opnieuw aangehaald door Jakobus Borstius. In zijn boek ‘Geestelike genees-konst’ gaat Borstius in tegen de leer van het vagevuur bij de rooms-katholieken. Daarbij noemt hij het bovengenoemd versje en schrijft dat daarmee ‘de arme herten in het pausdom schricken voor de doodt, en met dat droevigh swane-sang van hier scheyden’.

In plaats daarvan geeft Borstius een troostzang voor ‘een waar gelovig christen’. Het gaat dan om iemand die zichzelf beproefd en getoetst heeft aan Gods Woord. Hij kent een hartelijke droefheid over zijn zonden en hij heeft door het geloof vergeving ontvangen door de gerechtigheid van Christus. Zo iemand kan, aldus Borstius, met vrijmoedigheid, wel getroost, wel gerust en onversaagd de dood in ‘ ’t gemoet zien’ en dan met een vrolijk hart het lied zingen:

Drie dingen troosten mijn gemoed,
En maken mij het sterven zoet,
Zodat ik, zonder schromen,
De Dood zie tot mij komen
Het eerste dat mij juichen doet,
Is dat ik ben, in Christus’ bloed,
Gewassen van mijn zonden,
Die mijn ziel verwonden.
Het tweede troost mijn ziel nog meer,
Dat ik nu leef en sterf de Heer’,
Die mij nooit zal begeven,
Maar de dood doet leven.
Het derde troost mij bovenal;
Ik weet nu waarheen ik reizen zal,
De hemel is mijn erve,
Waarop ik vrolijk sterve.

Een helder geschreven boekje, gegrond op Gods Woord en aangevuld door lessen uit de geschiedenis van de kerk en uit de praktijk van het leven. Hier geen dogmatische verhandeling alleen, maar uit de praktijk der godzaligheid. Goed en duidelijk geschreven. Waard om zelf aan te schaffen of als geschenk te geven. Van harte aanbevolen. Voor jong en oud.