Afbeelding
Foto:

Neem en lees: Waar is de reis heen?

De schrijver van dit boek beschrijft het leven van ons als een reis. Samen met onze naaste reizen we naar de eeuwigheid. De vraag is: hoe staan we in dit leven? Leven we nog voor eigen rekening, of leerden we door genade de Heere liefhebben en vrezen? Dat is bepalend hoe we straks de eeuwigheid zullen doorbrengen.

Oud-evangelist Bor brengt op een aansprekende manier dit onderwerp dicht bij u als lezer. Dit boek is bedoeld als een gids bij het Woord, maar ook met voorbeelden uit het leven gegrepen.
De Heere Jezus Zelf sprak ook door gelijkenissen het dagelijks leven, opdat (met het doel dat) het volk Zijn boodschap zou verstaan. De voorbeelden die de schrijver uit het dagelijks leven aanhaalt worden toegelicht van Gods Woord.
De reis door dit leven, met allerlei verleidingen, dwaalwegen, die we kunnen inslaan, vraagt nauwkeurig te letten op wat de Bijbel zegt. Er zijn zoveel zaken die ons aftrekken van het ene nodige en de aandacht vragen, dat we nauwelijks tijd hebben om het allerbelangrijkste te zoeken: vrede met God door de Heere Jezus Christus.

In het Woord vooraf wekt de schrijver in navolging van de apostel Paulus ons op om het hemels burgerschap te zoeken: ‘In dien gij dan met Christus opgewekt zijt, zo zoekt de dingen die boven zijn, waar Christus is, zittende aan de rechterhand Gods. Bedenkt de dingen die boven zijn, niet die op de aarde zijn (Colossenzen 3: 1 en 2). Die boodschap wil dhr. Bor in dit boekje laten doorklinken. Zijn hartelijke wens en bede is, dat we als arme zondaren God en Zijn weg leren kennen, voor het eerst op opnieuw. Dat dit boek ertoe mag bijdragen dat Gods Naam verheerlijkt wordt. In 12 hoofdstukjes neemt oud-evangelist Bor ons mee op de allerbelangrijkste reis in ons leven. De titels spreken voor zich: Voorbereid op reis, allemaal ballast, naast mijn naaste, vertrouw op Hem! Waakt dan! Vanwaar en waarheen? Volgen op de weg, welke weg? Verhuizen? Stad van God, Ga met mij mee, veilig op reis.

Uit enkele hoofdstukjes een kort citaat:

Het hoofdstuk ‘Voorbereid’ op de reis geeft een passage weer uit de voorafspraak op de oefening over 1 Korinthe 7:29 (‘de kortheid des tijds’) van Wulfert Floor:

‘Hebben wij veel zorg over een kleine reis, en mogen wij dan wel weinig zorgen hebben over deze grote en gewichtige reis naar de eeuwigheid? Moeten wij niet gedurig onderzoeken hoe het gesteld is tussen God en onze zielen, of wij al met God verzoend zijn door Christus, of dat wij dit grote voorrecht nog missen? Het is immers toch: ziel behouden, al behouden; maar ook: ziel verloren, al verloren.’

Uit het hoofdstukje ‘allemaal ballast’ het volgende:

Loslaten
Wat is een mens die alles kan loslaten toch gelukkig. Dan denk ik terug aan het ogenblik op een stille, vroege morgen in november. Er werd groot alarm geslagen. De fabriek van mijn vader ging in vlammen op. Er was geen redden meer aan. Terwijl de vlammen metershoog boven het dak uitstegen, stond mijn vader naast me en zei: ‘Jongen, wat is Gods goed. Ik kan wel zingen: ‘Uw goedheid, HEER’, is hemelhoog. Dit zei hij terwijl zijn levenswerk in vlammen opging.
Toen we na een enerverende dag ’s avonds aan tafel zaten, zei mijn vader: ‘Heeft God ons niet gezegend? We zijn gezond en wel hier, en het eten staat op tafel.’ Hij zag niet op wat hij kwijt was, maar op wat de Heere gegeven en nog gelaten had.

Toen Zacheüs werkelijk zag wie Jezus was, kon hij alles loslaten, en riep hij uit: ‘Zie, de helft van mijn goederen geef ik de armen; en indien ik iemand iets door bedrog ontvreemd heb, dat geef ik vierdubbel weder.’ Door het geloof raakte hij al zijn ballast kwijt. Want alles is ballast, we kunnen niets meenemen naar de eeuwigheid.

Waakt dan! Wat is wakende zijn?
‘Dat is leven dicht bij de Heere, in de vreze des HEEREN uitzien naar de wederkomst van Christus, geloven dat Hij komt. Dat geloof is vervuld van verlangen. Te waken, is uit te zien en bewust zijn van de eerst tekenen van Zijn komst. Eens ontmoette ik een meisje dat een verstandelijke beperking had. Ze verteld me dat ze de Heere liefhad. Elke dag keek ze ernaar uit of de Heere Jezus komt?’ Ze zei zo heel eenvoudig. ‘Hij heeft gezegd dat Hij komen zal op de wolken des hemels. Ik kijk elke dag of ik wolken zie, en dan zeg ik het tegen iedereen die het maar horen wil: Kijk, daar zijn wolken, nu kan de Heere Jezus komen.’ Dat is nu eenvoudig geloven als een kind.

Hoe eindigt Bor zijn laatste hoofdstuk: Veilig op reis?
De Israëlieten kregen een zichtbaar bewijs van Gods tegenwoordigheid. De Heere wees de weg, Hij gaf beschutting tegen de hitte van de dag door de wolkkolom, Hij verschafte hun licht in de nacht door de vuurkolom. Het volk genoot bescherming in schaduw en licht. De Heere is nog Dezelfde. Met Zijn Woord is Hij altijd bij ons. In dat Woord wijst Hij u en jou de weg. De Heere is een schaduw: Hij wil een beschutting zijn als de beproevingen heet worden. Wat reizen we dan veilig! Hij is ook een licht: Hij wil een Leidsman zijn als wij de weg niet weten in deze donkere wereld. Leven wij nog altijd ons eigen leven? Dan zijn we niet onder de wolk. Gelukkig bent u, ben ij, die de weg niet weet en hebt leren vragen: ‘Heere, wat wilt Gij dat ik doen zal?’

Van harte aanbevolen. Ieder die H. Bor kent zal in dit boekje zijn manier van vertellen herkennen: Bijbelgetrouw, praktisch en af en toe van de hak op de tak, maar wel leerzaam.