Afbeelding
Foto:

"De boeken van Rudolf van Reest schandaliseren Flakkee"

Kerkelijke gemeente en jv

Karel sloot zich aan bij de Gereformeerde Kerk van Middelharnis. Sedert 1914 was ds. G. van Velzen (1852-1939) er predikant; zijn bijnaam was "de oude knecht". De laatste jaren was er in de gemeente wat wrijving over de gewenste prediking. Zag de ene groep het liefst een objectieve verkondiging met nadruk op verbond en doop, het andere deel van de gemeente viel voor de orthodoxe prediking van ds. Van Velzen met bij voorkeur een zwaar accent op de persoonlijke beleving en doorleving van het geloof. Karel wist zich door zijn opvoeding, zelfstudie en gegroeide innerlijke overtuiging sterk verwant met het eerstgenoemde deel van de gemeente. Hij had inmiddels een actieve rol gekregen in de plaatselijke jongelingsvereniging. Met de jaren groeiden de verschillen van inzicht sluipend tot tegenstellingen, die ook aan de keukentafel besproken gingen worden en de vergadertafels van schoolbesturen bereikten. De vereniging ondervond tegenwerking: ze mocht niet langer vergaderen in de consistorie. Het was de eerder genoemde Barendrechtse ds. Vonkenberg, die in zijn rol als voorzitter van de "Nederlandsche Bond van Jongelingsverenigingen op Gereformeerden grondslag" er een publicatie aan waagde in het bondsblad. Uiteindelijk haalde de kwestie de landelijke pers onder de kop: "Vervolging om des Geloofs wille in 1921". Ook zijn goede kennis, ds. Klaas Schilder, bemoeide zich ermee.

Gevolg: polarisatie binnen de kerkelijke gemeente. Oók al door de brief die Karel in 1921 aan zijn kerkenraad had geschreven, en waarin hij dominees opvattingen over het doen van belijdenis en diens visie op doop en avondmaal bekritiseerde als niet-Schriftuurlijk. Hij had ook moeite met de mystieke belevingen van het kerkvolk -hij noemde het mysticisme- en de uitingen daarvan in het dagelijkse leven. Hij sprak over "slachtoffers van de mystiek", zag ze als "schapen zonder Herder" en was er "bewogen onder", zoals hij zei. Zijn zorgen zouden over Flakkee gaan uitwaaien.

Journalist bij "De Maas"

Het was namelijk al enige tijd daarvóór, dat hij zijn werk in Melissant had verwisseld voor een loopbaan in de journalistiek en als verslaggever-redacteur in dienst getreden was bij W. Boekhoven & Zonen te Sommelsdijk, uitgever van de Maas- en Scheldebode, "antirevolutionair orgaan voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsche Eilanden". Hij genoot van het beschrijven van het regionale en kerkelijke nieuws, van het verslaan van de talloze gemeenteraadsvergaderingen die hij bijwoonde. En in het veld leerde redacteur Van Spronsen ondertussen de Flakkeese bevolking, hun gewoonten en hun dialect kennen. Bovendien: hij had in "De Maas" een podium! Hij produceerde veel opiniërende artikelen die aansloten bij zijn eigen opvattingen: over het neocalvinisme, over het antirevolutionaire gedachtegoed, politieke onderwerpen, over de cultuur. Kortom, hij kon z'n ei kwijt. Zijn krant onderscheidde zich door betrekkelijk veel ruimte te geven aan de lezer, die iets te melden of te becommentariëren had. Hetgeen nog wel eens ontaardde in stevige polemieken in het blad.

Andere activiteiten

Intussen had hij zich behoorlijk diep genesteld in het maatschappelijke en sociale leven op het eiland, en was van diverse verenigingen en organisaties initiatiefnemer en/of bestuurslid. Te noemen vallen: het Provinciaal Gereformeerd Weeshuis, de ARP-kiesvereniging "De Eendracht", zangvereniging Polyphonie, de Openbare Leeszaal, en een Flakkeese afdeling van Patrimonium. En met dat al zette hij zich met liefde in voor de eilandelijke gemeenschap.

Hoeveel energie hij had moge wel blijken uit het feit, dat hij naast het vele werk voor krant en besturen behoorlijk wat lezingen in en buiten de regio hield, met name over levensbeschouwelijke en politieke onderwerpen. En bovendien: Van Spronsen ging boeken schrijven! Zijn debuut vormde de feuilleton Henkema-state (in De Spiegel, 1923), een verhaal met veel autobiografische elementen. Het is opmerkelijk, maar zelfs decennia later en in meerdere romans keren de moeiten van zijn jeugd nog altijd terug; ze moeten zijn leven gestempeld hebben.

Maar ook nog andere ontwikkelingen zouden een grote impact op zijn leven gaan krijgen.

Ontwikkelingen

In de tweede helft van de twintiger jaren groeide op Flakkee de SGP-aanhang sterk, voornamelijk door de invloed van ds. G.H. Kersten, predikant van de Gereformeerde Gemeenten én leider van deze partij. Let wel, ten koste van vooral de ARP-aanhang, voor wie Van Spronsen in De Maas zo vele kolommen had geschreven. Echter, de wegen gingen uiteen op punten als zondagsrust, samenwerking met rooms-katholieken, vaccinatiedwang, vrouwenkiesrecht.

Ook in zijn kerkelijke gemeente ging het verre van voorspoedig. Aan het einde van de twintiger jaren, na het vertrek van ds. Van Velzen en vlak voor de komst van een nieuwe predikant, kwam er beroering in de gemeente. "Donkere wolken pakken zich boven de Gemeente", melden de notulen van een kerkenraadsvergadering uit die periode. Het Heilig Avondmaal werd niet meer bediend, en de classis moest worden geconsulteerd. Op 22 november 1930, een enkele week voor de bevestiging van de nieuwe dominee, verbrak een deel van de kerkenraad de band met de gemeente en trad uit. Binnen korte tijd waren ca. 130 belijdende leden en doopleden hen gevolgd. Ruim drie maanden later institueerden de uitgetredenen te Middelharnis een Christelijke Gereformeerde gemeente.

En dan was er nog de start in 1928 van het Eilanden-Nieuws, "Chr. weekblad op Ger. grondslag voor de Zuid-Holl. en Zeeuwsche eilanden". De initiatiefnemers misten de "aloude Gereformeerde waarheid" in de Maas- en Scheldebode, en gunden de bevolking "een blad op grondslag van de onverminkte belijdenis". Veel lezers zouden overstappen.

Schapen zonder Herder

Van Spronsen zou later zeggen: "Ik voelde mij volkomen in een impasse. (…) Ik leefde toen onder grote spanningen. (…) In het schrijven van mijn roman "Schapen zonder Herder" (1931) vond ik een bijzonder goede uitlaatklep". Eerst na langdurige aandrang van zijn vrouw had hij zich aangemeld voor een literaire prijsvraag, uitgeschreven door uitgeverij Daamen. De jury moest onbekend blijven met de namen van de inzenders, en het was mevrouw Van Spronsen die het allitererende pseudoniem Rudolf van Reest bedacht. En: Rudolf van Reest werd prijswinnaar. Want, schrijven kon hij! Het boek zet in met de "couleur locale" van een consistoriekamer in Ouddijk.

"In 't domperig, berookt lokaaltje zit de kerkeraad.

Strakke ernst op gegroefde gezichten vertolkt het volle besef der zware verantwoordelijkheid, die ze één voor één en allen gezamenlijk te torsen hebben.

Alles is in strakken stijl en stompe stemming: kale muren, verweerde banken, ruwe, onbedekte grond, donkere hoeken. Trieste treurigheid verkilt en verdooft hier elke passie tot zalige levensblijheid, welke het wandelen in den dienst van God geven moet.

In den Godsdienst dezer dorpsmenschen is levensblijheid contrabande…"

En aansluitend volgt dan een verslag van de woordenwisseling met de beminnelijke Mesjeu die, staande de kerkenraadsvergadering, opgeroepen werd om verantwoording af te leggen over zijn te lange en te snelle orgelspel in de wekelijkse eredienst. En over het feit dat hij bij de zanglessen op zijn dorpsschooltje z'n viool gebruikt.

"Een mensch, die kennis aan z'n staat krijgt, krijgt wel wat anders te doen dan muziek te maken! (…) Motten we onze kinders dááraan toevertrouwen? We kunnen ze nog beter naar de openbare school sturen, al leeren ze daar geen goed, toch geen kwaad ook!"

En de Mesjeu wees de broeders geduldig op Gods vriendelijk Aangezicht en op het zingen van Zijn lof, zelfs in de nacht.

En zo zit de lezer op de eerste bladzijde van deze tendensroman al direct midden in het conflict. Rudolf van Reest schetst in dit boek de tegenstellingen in Ouddijk scherp, soms tot op het karikaturale af. De mannen van de kerk (ds. Vrezinga, ouderling Dorreboom) én die van de boerenhoeven zijn er machtig. Er zijn grote sociale tegenstellingen. En door heel het boek heen proef je de diametrale gedachtewerelden, op het dorp en in de kerk, op het land en binnen het gezelschapsleven. En het botst vaak. Immers, er is onbegrip en wantrouwen.

Op de laatste bladzijde van het boek zegt de oude Wulfert -type van de schrijver zelf- tegen zijn vriend Johan:

"Wat zijn wij toch groote zondaren, Johan. Hoe vaak moet ik mezelf niet verwijten, dat ik te hard ben voor deze menschen. Ik zie zoo duidelijk de zonden, de groote zonden van Ouddijk en dat maakt me soms bitter in mijn oordeel. Maar toch heb ik ze lief, lief met heel mijn ziel, Johan; want ze zijn toch een deel van mezelf. Ik voel me één met hen. En laat ons dan ook zeggen, wat hun oordeel verlichten kan. Ze weten het niet, ze weten niet wat ze doen! Ze kunnen ook niet beter weten. Want hoe zouden ze weten, zonder die hen predikt? We moeten een herder hebben, Johan, een waren herder, die zijn leven stellen wil voor deze schapen. (…) Jezus Christus zag deze schare ook en noemde haar "Schapen, die geen Herder hebben", want Hij zag ze met Zijn Hoogepriesterlijk hart!"…

"Ze willen niet eens branden!"

Schapen zonder Herder vormt met twee van Van Reests latere boeken, Gebondenen (1934) en Die van verre staan (1935), een Flakkeese trilogie. Ze slaan alle drie min of meer op hetzelfde aambeeld. Van alle boeken die Van Reest ooit geschreven heeft, "ligt Gebondenen mij eigenlijk het meest na aan het hart", zo zou hij veertig jaar later in een interview verklaren. Zeker is wel dat de schrijver er in de eilandelijke pers door is verguisd. Men vond zijn boeken "…zóó slecht, dat ze niet eens willen branden!" Nog in 1960 (!) meldde het Eilanden-Nieuws: "De boeken van Rudolf van Reest (…) schandaliseren Flakkee". De landelijke dagbladpers daarentegen reageerde doorgaans positief op zijn pennenvruchten, de kerkelijke bladen verdeeld.

Inmiddels ging het ronduit slecht met de Maas- en Scheldebode: door meerdere oorzaken kalfde het abonneebestand af. Van Spronsen greep zijn kans om als redactiechef bij de grote uitgeverij Bosch & Keuning in Baarn aan de slag te gaan en verliet daarmee het eiland. En Flakkee schreef: "Eén troost: we zijn van hem af!" En in juni 1937, vlak na het vijftigjarig jubileum, viel het doek voor De Maas

Verdere levensloop

Hoe is het verder gegaan met Van Spronsen? Gedurende een jaar of zes werkte hij met veel plezier voor Bosch & Keuning. Zo was hij er betrokken bij nieuwe boekenseries zoals de Libellen-reeks en de Opgang-serie. In 1939 stapte hij over naar uitgeverij Oosterbaan & le Cointre te Goes, waar hij veel heeft samengewerkt met zijn "intieme" vriend, inmiddels professor Klaas Schilder, dogmaticus in Kampen. Én hoofdredacteur van De Reformatie, "weekblad tot ontwikkeling van het Gereformeerde leven", dat bij Oosterbaan werd uitgegeven. Later zou Van Spronsen schrijven, dat "K.S. hem van het Kuyperianisme heeft genezen". Hij voelde zich steeds minder thuis in de kerk van zijn voorgeslacht en wist zich in 1944 dan ook geheel achter de doelstellingen van de Vrijmaking. Hij bleef kerkelijk zeer betrokken, was vele malen afgevaardigde naar de synode. En verder: Van Spronsen stond mede aan de wieg van het Gereformeerd Gezinsblad (later: Nederlands Dagblad) en van de NCRV. Samenvattend: hij was tot een invloedrijk figuur geworden in de samenleving en in vrijgemaakte kring.

Gedurende zijn werkzame leven heeft Van Spronsen in totaal ruim veertig boeken geschreven. En, opmerkelijk genoeg, met gebruikmaking van vele pseudoniemen. Hij had onmiskenbaar een groot schrijftalent. Naast de vele romans verschenen er boeken van zijn hand over de Duitse bezetting -Van Spronsen was gedurende de Tweede Wereldoorlog actief in het Zeeuwse verzetsleven-, biografieën van Bilderdijk en van Colijn, een vierdelige literatuurgeschiedenis, reisbeschrijvingen, documentaires over Schilder en de geschiedenis van de GKV. Vele zijn zijn bijdragen geweest aan het dagblad Trouw.

"Men onthoude deze naam!"

Van Spronsens meest verkochte, geroemde én verguisde boek is ongetwijfeld De Samaritaan (1952); het gaat over de strijd om de komst van de waterleiding op Flakkee in de twintiger jaren. Vijf herdrukken zagen het licht. Hoofdpersoon is Van Weel, de onkerkelijke directeur van de gasfabriek, wiens barmhartigheid tot lichtend voorbeeld wordt gesteld.

Op Flakkee wordt de roman afgeserveerd als "een boek zonder moraal", "geschreven met een zoet vermaak" en "door iemand van buiten het eiland die de volksziel moeilijk zal kunnen verstaan".

En "de overkant" reageerde in zijn kerkbladen bij het ter perse gaan van de tweede druk: "Rudolf van Reest weet het religieuze leven ten plattelande met veel begrip en liefde te tekenen, fel en rauw soms, echter ook met veel liefde tot de waarheid". "Men onthoude deze naam eens!"

Kader: Contact

De schrijver van dit artikel heeft in de afgelopen jaren leven en werk(en) van K.C. van Spronsen bestudeerd en inmiddels vrijwel zijn gehele oeuvre bijeen verzameld. Hij zou graag met geïnteresseerden in contact komen via rienkieviet@gmail.com. Hij hoopt binnenkort zijn website www.rudolfvanreest.nl te voorzien van een gedetailleerde levensbeschrijving.

Afbeelding
Afbeelding
Afbeelding