Joke Verweerd – Snoeitijd (50)

'Good morning, mister and misses Jameson. Hello, kids! Have a nice day!'
En het optrekken van de auto. Effi's ademhaling wordt zwaarder; vanaf hier gaat de weg steil omhoog. Nog even en ze zal het huis zien liggen in het dal. De schuren en het erf. Nu moet ze er zijn.
'Ben je daar nog, Chiel?'
'Ja, ik sta hier. Vertel me wat je ziet!'
'Dit is Nieuw-Zeeland,' zegt Effi alsof ze een documentaire van stem voorziet. 'De oostkust van het Noordereiland. Dit is het gebied Greytown; in het zuiden ligt de stad. Ik sta hier waar de vallei overgaat in heuvelachtig gebied. Ik kijk in zuidelijke richting. Dit gebied staat bekend om zijn fruitteelt. Links beginnen de boomgaarden van de Jamesons, kiwi's en tammarillo's. Een groot bedrijf, meer dan zevenhonderd hectare. Aardige mensen van Britse afkomst. Vijf zoons die zo jong als ze zijn allemaal in het bedrijf meewerken. Een groot kampeerterrein voor campers, waar het altijd druk is. Rechts Gold Apple Garden, vijfhonderdvijftig hectare groot. Dutch estate, Dutch enterprise. Werkt samen met East Malling, het grootste fruitveredelingsbedrijf van het Britse Gemenebest. De boomgaard staat er goed bij. Ondanks het feit dat een deel vrij laag ligt en soms problemen heeft met de afwatering. Ik zie het huis. Er komt een beetje rook uit de schoorsteen. De zon weerkaatst in de ramen. Er is niemand thuis momenteel. Er mag wel eens iets aan de tuin rond het huis gedaan worden.'
Chiel verbijt een glimlach. Dat laatste kan ze echt van zo'n afstand niet constateren.
Als hij over het pad tussen de schuur en de sloot naar het huis terugloopt, komt de geur van gebakken uien hem in de neus.
'We eten nasi goreng,' zegt hij tot slot tegen Effi, 'maar die van hier zal het wel niet halen bij die van jou!'
'Dank je, Chiel. Pas goed op jezelf.'

Catharina heeft de dozen met de boekhouding onder de tafel geschoven. Ze staan in de weg als Chiel aan tafel schuift; hij duwt ze verder in de richting van de onbezette plek van Lodewijk die niet aan tafel komt eten. Catharina reikt hem zijn volle bord aan op de bank. Hij weigert, maar Catharina zet het gedecideerd voor hem neer. Het lijkt in niets op het gezellige gedoe van gisteren. Mijntje knoeit met haar eten. Catharina ergert zich eraan, maar ze zegt niets. Ze veegt als het te gek wordt de rijstkorrels opnieuw in Mijntje bord, waarop Mijntje verontwaardigd de lepel wegduwt.
'Zal ik maar weer een potje warmen?'
Mijntje schudt nee en hapt weer.
Willemijn doet haar best, maar kan in haar eentje de sfeer niet redden. Ook Chiel laat het er bij zitten; op de vragen van Willemijn geeft hij maar korte antwoorden.
Haar enthousiasme over het mogelijke nieuwe afzetgebied bij Intratuin tempert hij weer. Hij wil geen te hoge verwachtingen wekken. Het valt haar tegen, ziet hij. Dat ze zo warmloopt voor zo'n plannetje van klein kaliber! Maar daarmee is Meijlanden niet uit de rode cijfers.
Hij schopt zachtjes tegen de dozen onder de tafel. Daar staat de beerput en hij ziet er meer en meer tegenop om de zaak open te gooien. De documentaire die Effi zojuist schetste, moet hij liever dichtbij houden. Blijft de vraag hoe lang hij die spagaat vol zal kunnen houden. Erg lenig is hij niet.
Lodewijk klaagt over misselijkheid; het lijkt geen aanstellerij. Willemijn haalt op zijn aandringen een teiltje voor hem, maar er komt niets. Zijn handen gaan steeds naar het been dat niet wil.
Na het eten buigen Willemijn en Catharina zich over het handboek voor ms-patiënten en lezen zo nu en dan een passage hardop. Het zijn fragmenten die niemand wil horen. Over spierzwakte en spierstijfheid, oefeningen die de strekspieren van het been moeten ontspannen. Stuurloosheid, evenwichtsproblemen. Drempels die moeten worden weggehaald. Zittend douchen. En dat alcohol de problemen verergert.
'Probeer eens allebei je armen tegelijk te strekken. Gaat dat? En nu je benen?'
'Gaat het echt niet of wíl je het niet?'
Lode wordt boos, maar in zijn ogen is radeloosheid. 'Ik word hier ook nooit serieus genomen. Het gáát niet! Ik doe wat ik kan, maar mijn been luistert niet. Ik voel daar niks, het is mijn been niet eens meer! Een log, dood ding – het begin van het einde.'
'Is het wel logisch dat het zo snel toeslaat? Hoe was het gisteren? Had je toen ook al geen gevoel meer in je been?'
Willemijn komt op haar knieën voor de bank zitten. Knijpend in Lodes been probeert ze te traceren waar de gevoelloosheid begint. Chiel pakt de krant; het beeld van Lode en Marja, zoals hij het zich vanmorgen voorstelde, dringt zich aan hem op.
'Voel je dit? En dit? Ik moet maar omscholen voor verpleegster, geloof ik. Kunnen we er geen privé-kliniek van maken hier?'
Lodes antwoord klinkt schor alsof er met zijn stem ook al iets mis is. 'Ik dacht dat het aan mijn ogen lag, dat ik zo loop te stuntelen met dat been. Ik zie soms zo weinig diepte.