Afbeelding
Foto:

Zielig

En het moest worden toegegeven; steeds vaker rolde ze zich op haar buik, om vervolgens met gevoel voor drama een blik over de rand van de kinderwagenbak te werpen. "Het is gewoon sneu," zei mijn man, toen we op een zondagmiddag een wandeling maakten en onze dochter als een gekooid aapje over het randje van de kinderwagenbak gluurde. Ik wist dat hij gelijk had, maar ik had net de rompertjes in maat 68 opgeruimd, de wieg op de zolder geduwd en haar schattige, maar allang te kleine winterjasje doorverkocht. Kortom: ik kon het er even niet bij hebben. Maar daar had onze baby geen boodschap aan. En mijn man nog minder.

En dus ruimde ik onlangs ook de kinderwagenbak op "Weet je," zei mijn man een paar dagen later. "De wipstoel kan ook wel weg. Ze kan prima in de kinderstoel." Ik verslikte me bijna in mijn thee, me ondertussen verbijsterd afvragend wat zijn volgende voorstel zou zijn. Haar inschrijven voor de universiteit? Een eerste rijles regelen? Terwijl mijn man met zevenmijlslaarzen door de babytijd snelt, klamp ik me bijna obsessief aan elke minuut vast, in de hoop deze wat op te kunnen rekken. Totale waanzin, natuurlijk. Maar dat schattige wipstoeltje - waar haar lange stelten zo guitig uit staken - naar zolder doen? Ik kon het niet over mijn hart verkrijgen. En dus besloot ik het op een akkoordje te gooien.

De wipstoel bleef, maar de late fles - afgaand op haar bolle konen waarschijnlijk allang overbodig - lieten we varen. Mijn man, nogal gehecht aan dat late vader-dochtermomentje, waarin ze steevast op zijn borst al kraaiend de dag doornam, was niet echt enthousiast. Inmiddels zijn we een paar weken verder en de late fles krijgt ze - of ze nu trek heeft of niet - nog steeds. Echt vreselijk zielig, als u het mij vraagt.