Joke Verweerd – Snoeitijd (42)

Chiel maakt een afwerend gebaar. Maar Lodewijk is blij dat de aandacht van Marja niet langer op hem gefocust is. Hij knipoogt naar Chiel en stookt het vuurtje nog wat op.
'Een reünie! Dat is een idee.'
Marja glanst van top tot teen. Haar meisjesgezicht wordt er nog vriendelijker door en Lodewijk trekt de agenda onder de telefoon vandaan.
Alleen Chiel hoort wat Mijntje zegt omdat ze zich rechtstreeks naar hem keert, terwijl ze het restant van de vlek probeert weg te werken met een beetje spuug op haar zakdoek.
'Nou was ik net schoon, Chiel, maar het lukt me niet de vuiligheid van mijn hart weg te poetsen. O Chiel, wat moet ik daar toch mee aan?' Twee grote tranen lopen over haar ingevallen wangen en dan is de zakdoek nog nodig om een snik te smoren.
'Nee hè!' roept Lodewijk met irritatie in zijn stem. 'Nou krijgen we dat weer. Als je moe bent, ga je janken en als je gaat janken dan ga je preken en als je gaat preken dan… ga je naar bed!'
Zijn vinger wijst al streng in de richting van de voorkamer.
'Als een mens sterft, moet hij rekenschap a?eggen…' begint Mijntje, maar Chiel wacht de rest van haar zin niet af. Hij pakt de rolstoel en manoeuvreert hem de voorkamer binnen.
'Ga maar een poosje rusten. Lode heeft gelijk, u bent moe.'
'Ja jongen, maar sinds pa er niet meer is, is er niemand meer die daarop wijst!' zegt ze volhardend. 'Een schone zakdoek, Chiel.'
Chiel trekt wat laatjes open en vindt wat hij zoekt. Uit de kamer komen de stemmen van Marja en Lodewijk. Noemen ze namen? Ze zullen die reünie toch niet serieus op gaan zetten?
'Als een mens sterft, dan komt hij voor God, ja toch, Chiel?'
Chiel geeft de deur een zet, gaat op de rand van het bed zitten en keert de rolstoel zo dat zijn knieën bijna die van zijn moeder raken. Liever een gesprek met haar dan het gekwaak van Marja. 'Ja, moeder.'
'Hoe zal dat gaan?' vraagt ze; haar oude mond is zorgelijk geworden en haar handen kreukelen de schone zakdoek.
'Vroeger wist u toch hoe dat ging?' zegt hij zacht, niet wetend of hij er goed aan doet. 'Ja, toen pa nog leefde, was alles duidelijk. Hij wist het. Nu geloven ze hier niet meer, is het wel?'
Chiel zucht en als ze de zakdoek laat vallen in de haast om die ene traan weg te werken voordat hij hem ziet, pakt hij de zakdoek op en dept hij. Het gerimpelde vel met de ouderdomsvlekken voelt zacht en tegelijk ook als papier.
'U toch wel?' vraagt hij dan. God zal alle tranen van onze ogen afwissen. Dat was de zin die hij gisterenavond zocht. Kan hij dat hardop zeggen? Nee, dat kan hij niet.
Mijntje haalt verdrietig haar schouders op en ze veegt met haar zakdoek over haar voorhoofd. Chiel ziet hoe haar aandacht verslapt, de draad van het gesprek al weer losraakt. Even nog verzet ze zich. 'Wat zei je nou, Chiel?'
Dan zegt ze mokkend: 'Had ik nou al twee keer koffie gehad? Ik wil nog wel een bakkie!'
'Dat gaan we dan maar halen,' zegt hij opstaand.
'Met jou kan ik praten,' waardeert Mijntje als hij de rolstoel de kamer weer inrijdt.
Dat hij zich zo de koning te rijk voelt met die opmerking is eigenlijk ongeloo?ijk.
'Moeder wil graag nog koffie,' zegt hij in het algemeen en dan loopt hij de deur uit. Hij heeft geen zin om te wachten op de vraag van Marja. Want ze zal willen weten hoe lang hij denkt te blijven.

In de schuur vindt hij de volle kisten van gisteren. Catharina heeft in alle vroegte een begin gemaakt met sorteren, zeker voor de bestellingen die ze nu wegbrengt.
Chiel zet de band aan en het voorbij zien gaan van de appels geeft hem rust. Hij is het gewend: je ogen net iets voor laten lopen op je handen, pakken wat je een fractie van een seconde geleden zag. Een schurftige, een aangepikt exemplaar, een wormstekige, een beurse, een rotte. Alles rolt over de band en onder zijn ogen vandaan naar de kist aan het einde van de band. Hij krijgt meer dan gisteren zicht op de kwaliteit. Het valt hem niet tegen. Er moeten trays komen voor de eerste soort – die zullen hier toch ook niet meer in houten kisten vervoerd worden?
De sterappels zijn klein, maar de goudrenetten zien er aardig uit. De warme zomer is er aan af te zien, het rood overheerst. Als deze exemplaren goed worden weggezet, brengen ze goed geld op tegen de kerstdagen. Zo nu en dan neemt Chiel de moeite om een appel aan zijn broekspijp op te wrijven. Na enig gezoek vindt hij trays van geperst schuim. Hij weet niet zeker of hij de juiste te pakken heeft, maar hij heeft ook geen zin om Lodewijk er naar te vragen. Om zich heen kijkend realiseert hij zich dat de temperatuurmeter van de koelcel nog steeds vreemde waarden aangeeft. Hij staat nu wel zijn best te doen, maar als de koelcel niet zorgt voor een perfecte bewaartemperatuur, dan is zijn werk mooi voor niets. Toch krijgt hij plezier in het werk. Hoeveel appels zijn er hier al door mensenhanden gegaan? Op deze plek sorteerde zijn vader en zijn grootvader en zijn overgrootvader. In die tijd telde Meijlanden mee. Opa maakte deel uit van de raad van bestuur van de fruitveredeling.