Hoofdstuk 7

Als Chiel zijn ogen opendoet, heeft hij het gevoel dat hij zich behoorlijk verslapen heeft. Die tijd haalt hij niet meer in, maar hij heeft nu tenminste min of meer het gevoel uitgerust te zijn. Eindelijk is hij de jetlag kwijt.
Op weg naar de douche in de aangebouwde badkamer moet hij door de keuken. Even twijfelt hij met de deurkruk in zijn hand. Is er zo vroeg op de zaterdagmorgen al visite? Die stem, wie is het? Ergens ver weg zit er ineens de zekerheid dat hij die stem van vroeger kent, maar er schiet hem geen naam te binnen. Een gezicht zou al helemaal te veel gevraagd zijn. Wat deert het hem ook? Hij heeft dankzij Effi een nette pyjama en van een slaperige kop raakt niemand buiten bewustzijn. Dan staat hij in de keuken.
Aan de keukentafel zit Catharina, netjes gekleed, klaar om uit te gaan blijkbaar. Naast haar komt een forse, mollige vrouw met een rond meisjesgezicht overeind. Ze lacht en door de kuiltjes die in haar wangen schieten, weet hij het weer: Marja van de brugwachter.
Haar achternaam wil hem niet te binnen schieten; toen ze bij hem op de kleuterschool kwam, heette ze ook alleen maar Marja van de brugwachter.
'Chiel!' zegt ze, wijd open armen en even een ?oers van ontroering.
Nou ja, Marja had altijd iets aparts gehad. Vooruit maar, hij laat zijn ongeschoren gezicht omhelzen en dan zit hij naast haar. Hij legt zijn handdoek voor zich op tafel en Catharina, glimlachend om de omhelzing, schuift een beker koffie binnen handbereik.
'Och,' zegt Marja stralend, 'wat ben je een knappe man geworden, Chiel!'
Hij verslikt zich in de eerste slok koffie en lacht dan met Catharina mee. 'Dat is leuk wakker worden!' zegt hij dan maar.
'Echt hoor, Chiel. Vroeger was jij de stoere en Lode de knappe, maar nu lig je ruimschoots op hem voor!' Even, als vergoelijking, tikt ze op Catharina's arm. 'Maar we weten waar dat van komt, hè! 't Is zo'n rotziekte!'
Catharina knikt alleen maar. Ze lijkt ouder en toch moeten ze van dezelfde leeftijd zijn.
'Alle ziektes zijn rotziektes!' zegt ze en naar hem opkijkend: 'Marja was getrouwd met Menno van Straaten, weet je nog? Van meester Van Straaten. Menno is vorig jaar zomer aan kanker overleden.'
'Longkanker,' vult Marja aan.
Nu moet hij zeker vragen hoe oud hij was toen hij stierf en of hij lang ziek geweest is. Chiel vreest voor een onbeholpen reactie van zijn kant, hij is hier niet goed in. Hij kan zich Menno niet zo heel goed herinneren. Menno zat minstens drie klassen hoger indertijd. Een rustige, te dikke jongen. Hij hoorde duidelijk niet bij de groep waar Lode en hij mee optrokken.
'Joh!' zegt hij alleen maar.
'Weet je, Chiel,' zegt Marja, 'het is dat ik zoveel goede herinneringen heb, aan Menno en aan het leven dat we samen deelden. Als dat niet zo was, had ik niet verder gekund. De dagen dat we helemaal in elkaar opgingen, die houden me nu overeind.'
Catharina schenkt nog eens koffie in; het lijkt een teken, maar wat bedoelt ze? Dat hij niet op Marja's woorden moet ingaan? Zou ze anders niet meer ophouden?
''t Is zo verdrietig dat we geen kinderen konden krijgen. Dan had ik nog iets van hem om me heen. Maar ja, dat is al zo'n oud verdriet. Dat wist je toch wel, Chiel, dat we geen kinderen konden krijgen?'
Knikken maar, want Catharina knikt ook.
'Wat denk je, Marja, ga je eerst Mijntje wassen en doe je daarna de bovenverdieping?'
'Ja, dat is goed!' zegt Marja tegen Catharina en tegen hem: 'Ik ben doordeweek van de Thuiszorg, en op zaterdag werk ik zwart.' Het klinkt alsof ze applaus verwacht. 'Op zaterdag kom ik altijd je moeder wassen en daarna verricht ik nog wat hand- en spandiensten. Het is mijn eigen tijd en Catharina is ermee geholpen. Zij kan intussen rustig boodschappen doen. Ja toch, Catharina?'
Catharina legt een groot badlaken voor Marja neer. 'Misschien wil jij liever eerst douchen, Chiel? Moeder in de douche, dat duurt toch al gauw drie kwartier!'
Chiel staat al met de deurknop in de hand. Hij knikt naar Marja. 'Geef me tien minuten.'
'Neem de tijd; bij mij zit er thuis niemand te wachten. Heb jij kinderen, Chiel? Ben je altijd alleen gebleven?'
Het is een opluchting dat hij nu de deur dicht kan doen. In de badkamer staat de speciale stoel voor Mijntje al klaar. Chiel schuift hem wat opzij en laat het warme water over zijn rug stromen. Ze is knap, Marja. Een beetje mollig is ze, maar zo dat het nog mooi is. Ze heeft niet dat teleurgestelde dat zo om Catharina hangt en haar oud maakt. Ze kunnen blijkbaar goed met elkaar overweg, al waren ze nooit vriendinnen vroeger. Ze hebben elkaar nodig – misschien is het dat.
Hij moet Marja maar een beetje omzeilen. Bij de brugwachter wisten ze vroeger altijd alles van iedereen en dat kan wel in een mens z'n genen zitten.