Joke Verweerd – Snoeitijd (39)

Nu zou hij willen dat ze naast hem lag. Hier in deze kamer, waar het nog steeds een beetje muf ruikt, in dit ouderwetse ledikant. Haar stugge kroeshaar op het kussen naast hem. Haar rustige ademhaling, die versnelt als hij haar streelt. Ze heeft nooit over trouwen gesproken. Wat weet hij eigenlijk van haar? Alleen dat ze goed voor hem is. Als Effi hier bij hem zou liggen, zou Catharina er dan niet zijn?
Hij gooit zich op zijn zij en probeert zijn verlangen weg te redeneren. Heeft Effi daarom nooit over een verbintenis gesproken? Wat wéét ze van hem en Catharina? Wat vermoedt ze?
Rechterzij maar weer. De mobiele telefoon zit in zijn broekzak, hij kan hem zo pakken. Effi zal opkijken over haar brilletje heen en haar hand zal de knop op het toestel indrukken. 'Gold Apple Garden,' zal het bandje zeggen; hij wil het horen.
Het verschoten schemerlampje blijkt scheef te hangen, maar dat komt doordat het snoer net niet lang genoeg is om de stekkerdoos te halen. Het licht is vaag roze en in het peertje zingt iets; het zal hem niet verbazen als het zo dadelijk kapot springt.
Met zijn mobiele telefoon kruipt hij weer onder het dekbed. Hij moet het maar niet uitstellen tot morgen, dan zit het tijdsverschil weer dwars.
Hij zucht eens diep.
'Gold Apple Garden speaking.' Geen bandje, het is Effi zelf.
Chiel hoest en schraapt zijn keel. Dat had hij moeten doen voor hij belde. Maar Effi heeft niet meer nodig.
'Hello Chiel! Did you catch a cold?' Alsof ze naast hem staat.
'No. Dat komt doordat ik een tijdlang niets gezegd heb; het is hier midden in de nacht. Hoe is het?'
Het blijft een schor stemgeluid.
'Goed! Ik loop net het koelhuis in. Slim dat ik toch maar de telefoon in mijn zak gestoken heb. Je belt als geroepen! We hebben weer contact met Hodgies! Ze vragen naar exportkwaliteit Granny's en Braeburns. Ook een prognose voor volgend jaar.'
'Hodgies! Toe maar,' zegt Chiel verrast, 'hoeveel en tegen welke prijs?'
'Dat weet ik nog niet. Jij loopt weer zo hard van stapel. Ik moet eerst even een berekening maken. We moeten een royale optie voor Enza overhouden, dat is duidelijk. Enza heeft de eerste rechten. En ik moet weten hoe de appels eruitzien, voor we een prijs kunnen maken.'
Chiel leunt achterover in de kussens. Hij ziet Effi lopen tussen boxen en pallets. Hij ruikt de appels. Hij weet dat ze inmiddels het kippenvel op haar armen heeft staan; hoe langer je in het koelhuis loopt, hoe meer je de kou voelt. Hodgies, dat is mooi! Naast Enza waarmee ze een contract hebben voor de export, biedt Hodgies nieuwe mogelijkheden. Het zou een mooie afnemer kunnen worden voor de nieuwe soorten.
Nu is het goed dat ze nog voorraad hebben en kunnen leveren naar vraag. Het was vorig jaar ondanks de strenge vorst in september voor Gold Apple Garden een redelijk goed appeljaar, maar of de voorraad toereikend is, merk je pas in de tweede helft van het seizoen. Het moet toch onverwachte schaarste zijn, waardoor Hodgies bij hen aan de bel trekt en dat komt ontzettend goed uit. Het spijt hem dat hij zelf de onderhandelingen niet kan doen. Aangestoken door het enthousiasme van Effi betreurt hij het ineens dat hij hier zit.
'Ze zullen een onaangekondigde controle komen doen!' waarschuwt hij.
'Ja, daarom loop ik hier. Ik zet Jim en Vinch maandag aan het uitzoeken. En ik heb naar Wellington gebeld voor twee inpaksters. Ik hoor vandaag nog wanneer dat lukt. Er moet gewoon een stapel trays met eerste kwaliteit staan als die controleur komt.'
'Oké, prima. Altijd appelboer geweest zeker?'
Even blijft het stil, dan zegt ze: 'Ik versta je niet goed, zeg het nog eens?'
'Laat maar, het was een grapje.'
'Ik dacht dat je vroeg of ik altijd appelboer geweest was.' Effi's stem klinkt nu verder weg. Hij moet het mobieltje tegen zijn oor drukken om haar te kunnen verstaan.
'De laatste veertien jaar ben ik in dienst van een appelboer en ik heb veel van hem opgestoken.'
Chiel lacht, maar hij weet dat die zin straks terug zal komen, vooral dat 'in dienst zijn'. Het lijkt alsof Effi op de hoogte is van wat hij dacht voor hij belde.
'Hoe is het met de duim van Vinch?' vraagt hij dus maar.
'O, dat weet je dan toch. Heeft Willemijn het verteld? Het valt wel mee, hoor; hij buit het uit, geloof ik. Maar ik heb hem door en als hij hoort dat Hodgies komt controleren, dan zal hij wel weer vrolijk worden.'
'En om opslag vragen!'
'Nee, dat doen de jongens niet aan mij. Daar heb ik niets over te zeggen, dat weten ze ook wel. Maar als je terugkomt, zal Vinch wel op zijn borst kloppen, ja, daar heb je gelijk in. En tot zolang neem ik de boel naar beste weten waar.'
Als je terugkomt, zegt ze. Het maakt hem ontzettend moedeloos ineens, alsof hij nooit meer teruggaat, alsof hij hier vastzit. Hij herinnert zich hoe hij tijdens de landing zichzelf nog voorhield dat hij een thuis had, een plaats waarnaar hij terug kon zodra hij dat wilde.