Afbeelding
Foto:

Naar het land dat Ik u wijzen zal

Beseffen we het voorrecht om geroepen te worden. In deze overdenkingen volgen we het leven van Abraham, die zo krachtig geroepen werd, dat hij zijn land, zijn maagschap (familie) en het huis van zijn vader verliet. En hij was die roeping gehoorzaam, niet wetende waar hij komen zou.

Ds. Moerkerken begint deze twaalf overdenkingen met de roeping van Abraham uit Genesis 12, vervolgens staat hij stil bij Gods belofte in Abrams leven. Dan de droevige scheiding van Abram en zijn neef Lot. In de vierde overdenking staat hij stil bij de koningen, die in het leven van Abram een rol speelden.

Wanneer Abram het niet meer weet, gaat God hem bemoedigen: 'Vrees niet, Abram, Ik ben u een Schild, uw Loon zeer groot (Genesis 15 : 10) Vervolgens sluit de HEERE een verbond met Abram.

De geschiedenis van Hagar, de dienstmaagd werpt een schaduw op het geloofsleven van Abram en hij moet Hagar en Ismaël wegsturen. Opnieuw verschijnt God, de Almachtige aan Abram en belooft hem een zoon te schenken uit Saraï, al is dat voor haar onbegrijpelijk, maar zou iets voor God te wonderlijk zijn?

De tiende overdenking laat Abrahams gebed zien voor Sodom, maar ook de redding van Lot uit die zondige stad. Helaas zag zijn vrouw van achter hem om en zij werd een zoutpilaar. Het boek eindigt met een bijzonder gedeelte: het lam tot het brandoffer, maar waar is het lam tot het brandoffer?

Het is mijn behoefte om uit deze overdenking een en ander te citeren, zonder te kort te doen aan de andere 11 overdenkingen.

De tekst is genomen uit Genesis 22:7b: 'Maar waar is het lam tot het brandoffer?'

Het lam tot het brandoffer:
1. Het gezochte lam
2. Het geschonken lam
3. Het gestorven lam

...Daar lopen zij samen. Ineens kijkt de jongen op: 'Vader,' 'Zie, hier ben ik, mijn zoon. 'En dan komt er een vraag die de oude man door het hart gesneden heeft, dat kan toch niet anders. 'Zie het vuur en het hout; maar waar is het lam?' Wat gaan we offeren, vader? Er moet toch een dier zijn? En dan durft Abraham niet te zeggen: We gaan jou offeren, mijn kind, dat heeft de Heere van gevraagd. Dat komt niet over zijn lippen. Het antwoord aan Izak is weer een geloofswoord: 'God zal Zichzelven een lam ten brandoffer voorzien, mijn zoon. Daar zal de Heere Zelf voor zorgen, jongen. Voorzien, wat een diep woord. Daar is ons woord voorzienigheid van afgeleid. Dat betekent twee dingen: de Heere weet het waar het lam is en de Heere zal zorgen dat het lam er komt. 'Op de berg des HEEREN zal het voorzien worden.'

...'doe de jongen geen kwaad', zegt de Engel. En dan kijkt Abraham achter zich. Hij had er helemaal geen erg in gehad, maar dat zit een ram in de verwarde struiken, het dier kan niet weg. En dan zegt Abraham: 'Kom er maar af, mijn jongen, je had jezelf ervoor over. Je hebt niet gevochten, je bent zelf gaan liggen op het altaar. Kom er maar af, in jouw plaats dit dier'. Daar hebben allebei bij dat altaar gestaan waar dat stervende dier op lag. Daar was het net of dat stervende dier wat zei tegen Izak. Niet echt, natuurlijk, een ram kan niet praten. Toch was het niet of dat dier wat zei. Drie woorden, die hoor je weleens in de kerk, jongens en meisjes. Drie woorden, ze staan in het Avondmaalsformulier: 'Ik voor u.' Ik in jouw plaats. Plaatsbekledend, borgtochtelijk. En als een mens nu eens gebracht wordt naar die Moriaberg, naar Golgotha, als het nu eens gezien wordt dat daar nu een Lam hangt, geslacht in mijn plaats... Een stervend Lam, Dat zegt: 'Ik voor u, daar gij anders de eeuwige dood had moeten sterven.' Dat is wat.

We hebben samen deze bekende geschiedenis overdacht, maar ik geloof dat er voor ons allemaal toch een boodschap in was. Weet u het nog: nu. Dat ene woordje. Nú de zonde loslaten. Bekeert u bekeert u, nú, niet morgen. Dat is de eis voor u, onbekeerde vriend. En ook voor Gods kinderen was er een boodschap. De boodschap van plaatsbekleding. Het gezochte Lam, het geschonken Lam en het gestorven Lam.

Van harte aanbevolen voor jong en oud, geen moeilijke kost, maar wel noodzakelijk en vol inhoud en onderwijs.