Afbeelding
Foto:

IJzeren windwatermolens op Goeree-Overflakkee

De (Amerikaanse) windmotor

We volstaan hier met het beschrijven van de hoofdlijnen van de ontstaans-geschiedenis. De windmotor is uitgevonden en ontwikkeld in Amerika. Een belangrijke aanleiding daarvoor was dat op de uitgestrekte vlakten (prairies) in Amerika het oppervlaktewater zo goed als afwezig was (en is) en het grondwater zich op grote diepte bevindt. De pioniers die in de 19e eeuw de uitgestrekte vlaktes in cultuur trachtten te brengen hadden behoefte aan kleinschalige op windkracht draaiende en gemakkelijk te bedienen pompen. Het opgepompte water diende als drinkwater voor mens en dier en voor irrigatie. In die periode stond de ontwikkeling van het gebruik van windkracht voor het aandrijven van werktuigen volop in de belangstelling. Bij de diverse fabriekjes die zich bezig hielden met de ontwikkeling van de windmotoren in Amerika, springen er twee namen van ontwerpers uit. In 1854 verkrijgt Daniel Halladay patent op zijn ontwerp 'De Halladay Standard' (afb. 4.1 windmill Halladay, de Volksvriend 31-8-1893) en Leonard H. Wheeler, ontwerper van de Eclipse Windmotor. Veel van de huidige windmotoren zijn afgeleiden van deze twee modellen. (afb. 4.2 windmill Arizona USA. Foto Jos Lankhaar 2018) Bij 'De Halladay Standard' is er geen sprake van wieken maar van een windrad dat uit losse segmenten is opgebouwd. Bij de Eclipse bestaat het windrad uit één geheel en is er een hoofdvaan die scharnierend met het motorlichaam is verbonden en een kleinere zijvaan parallel aan het windrad.
De export van windmotoren naar overzeese landen werd voortvarend ter hand genomen. Begin 20e eeuw werden er duizenden verscheept, o.a. naar Portugal. Dit leidde ertoe dat de fabricage van windmotoren ook in andere landen van de grond kwam, waarbij vele varianten op de Amerikaanse modellen ontstonden.

De ontwikkeling van de windmotor in Nederland

Het heeft betrekkelijk lang geduurd voordat de windmotor in Nederland zijn intrede deed. Pas in het begin van de 20e eeuw verschenen de eerste exemplaren, terwijl omliggende landen dan al tientallen jaren gebruik maakten van deze Amerikaanse uitvinding. Mogelijk, zo wordt verondersteld, speelt hierbij een rol de eeuwenlange historie die Nederland kent op het gebied van de traditionele (polder-) molenbouw. Men vertrouwde dáárop. Aangezien de windmotor in het buitenland hoofdzakelijk werd gebruikt voor het oppompen van water, terwijl hiér eerder behoefde bestond aan het afvoeren van water, heeft dit mogelijk ook de komst van de windmotor afgeremd.
Hoewel meerdere namen kunnen worden genoemd als het gaat om de introductie en ontwikkeling van de windmotor in Nederland is de naam van de gebr. Bakker uit IJlst een bekende. Uitgaande van Amerikaanse modellen, maakt dit bedrijf de windmotor geschikt voor polderbemaling. 'De Record' van de gebr. Bakker, die in verschillende uitvoeringen en maten leverbaar was, is naast de 'Herkules Metallicus' de meest toegepaste windmotor in Nederland. De Herkules Metallicus werd op de markt gebracht door de Vereinigte Windturbine Werke AG uit Dresden en geïmporteerd en verhandeld in Nederland door de N.V. Handelsmaatschappij van R.S. Stokvis & Zn. te Rotterdam.
De Record werkt met een centrifugaal- of waaierpomp en heeft een maximale rad diameter van negen meter. De Herkules Metallicus is uitgerust met een vijzel en is groter en kan worden geleverd met een rad diameter van wel vijftien meter.

In dit verband kan ook Jacob Loning uit Groningen worden genoemd, die met zijn 'Eerste Nederlandsche Windmolenfabriek ENWF een eigen variant van de Herkules Metallicus uitbracht. In Zierikzee stond zo'n windmotor.
Leuk te vermelden is dat smid Kol uit Ooltgensplaat en handelsman Lambert uit Oude-Tonge rond 1920 adverteerden met windmotoren en watermolens. (afb. 4.3 adv. Lambert) Over Kol en Lambert meer in deel 5 van deze reeks.

De opmars van de windmotor in Nederland heeft relatief kort geduurd: vanaf 1900 tot 1945. Van de vele honderden windmotoren die ooit onze polders onderbemaalden, resteren er nog slechts een honderdtal, waarvan de meeste zijn te vinden in Friesland. De komst van machinale bemaling, ruilverkaveling, grotere Waterschappen, centralisatie van de bemaling, het verlagen van waterpeilen etc. zijn daar o.a. debet aan. Gelukkig is hier en daar het besef doorgedrongen dat de windmotor, behalve nog steeds functioneel, thans ook van cultuur-historische betekenis is.

Kenmerken en werking van de windmotor van de in Nederland voorkomende modellen.

Een windmotor heeft geen wieken, zoals b.v. een Bosmanmolen, maar een windrad. Dit rad is belegd met enigszins getordeerde bladen die de aangevoerde wind opvangen en geleiden, zodanig, dat maximaal gebruik wordt gemaakt van de wind, maar dat er toch geen opstopping van de wind plaatsvindt. Het windrad is bevestigd aan een as, die in het motorlichaam de horizontale beweging via tandraderen overbrengt op de verticale as die een vijzel dan wel een centrifugaal -/waaierpomp aandrijft. Het windrad wordt in diverse maten uitgevoerd afhankelijk van de benodigde capaciteit. Voorts zien we bij een windmotor een (betonnen) onderbouw, de ijzeren toren met platform, de motor en windva(a)n(en). Als de windmotor een vijzel aandrijft, zien we vaak een gemetseld onderhuis. Het platform biedt de mogelijkheid om bij de motor te komen voor b.v. het smeren. De hoogte van de toren wordt bepaald door de diameter van het windrad en/of obstakels in de omgeving die de windvang ongunstig kunnen beïnvloeden.
De windmotor houdt zichzelf automatisch op de wind en bij toenemende wind geleidelijk uit de wind. Door de weerstand (excentrische kracht) die de werkende molen ondervindt heeft het windrad de neiging uit de wind te kruien. Door trekveren wordt dit tegengegaan en zal het uit de wind kruien bij toenemende wind geleidelijk verlopen. Bij een windmotor met centrifugaal pomp kan worden volstaan met één vaan. Bij een windmotor met vijzel blijft de weerstand bij toenemend toerental zo goed als gelijk. Om de molen in dit geval toch zelfregulerend te maken worden twee vanen toegepast. Een grote hoofdvaan en een kleinere vaste zijvaan. De spiraalveren van de hoofdvaan zorgen er voor dat het windrad niet uit de wind draait en voor het geleidelijk verloop van het uit de winddraaien als toenemende wind dit noodzakelijk maakt. Tenslotte, de windmotor heeft een aanzienlijk grotere capaciteit t.a.v. opvoerhoogte en het te bemalen oppervlak dan de in voorgaande artikelen besproken Bosmanmolens.

Windmotoren op Goeree-Overflakkee

Op ons eiland moeten circa 11 windmotoren hebben gestaan. Die in Bospolder en in de Mariapolder werden genoemd in voorgaande delen. Hierna twee andere.

Hoek Langeweg/Groeneweg onder Nieuwe-Tonge

In polder Duivenwaard, bij boerderij Sluisburg, de plek die waarschijnlijk beter bekend is als 'Lugje' en 'Bruidsheul', stond vanaf circa 1910 op de watering naar de bruidsheul een windmotor met vijzel van de Vereinigte Windturbine Werke AG te Dresden. (afb.4.4 ca. 1930 gebruikt met toestemming van G. Hoek te Nijmegen)
In akte 49 uit 1844, over de Polder Duivenwaard wordt reeds over de Bruidsheul gesproken, als volgt: "Akte van onderhandse aanbesteding door het polderbestuur aan Adrianus Nuchteren, metselaar te Oude-Tonge van het opgraven en uitbreken van de oude houten heul en het metselen van een nieuwe stenen heul in de Langeweg, genaamd de Bruidsdheul".
De naam 'Bruidsheul' werd vanaf 1878 tot 1959 genoteerd op topografische kaarten. Een heul is een kokervormige constructie, gelegen in een weg of dam.
De Maas-en Scheldebode van 23 oktober 1909 nam een bericht op onder het kopje 'Nieuwe-Tonge': "Het Bestuur van het Waterschap 'De Oude Polders, loozende op de haven van Middelharnis', heeft besloten om voor polder 'Duivenwaard' een windmotor te plaatsen. Deze zal komen te staan in de tuin in eigendom toebehoorende aan J.P.C. van Zielst alhier die voor een zekeren prijs de voor dit doel benoodigde grond wil afstaan. Dat de waterloozing in dien polder zeer veel zal verbeteren, valt zeker niet te betwisten" [einde krantenbericht]. Voorzitter van het Waterschap was Jac. van der Koogh. Hij liet in 1911 aan Stokvis weten zeer tevreden te zijn met de capaciteiten van de windmotor. Jacobus van der Koogh (1868 -1939), was een zeer belangrijk man met tal van bestuursfuncties op het eiland en erbuiten.

Onderhandelingen Van Zielst/Waterschap over afstaan stukje grond bij Sluisburg t.b.v. plaatsing van een windmotor

De in 1909 nog ongehuwde Jan Pieter Cornelis van Zielst (1888-1969) en diens oudere gehuwde broer waren wees. Hun moeder overleed in 1897; hun vader in 1900. Hoewel J.P.C. van Zielst nog minderjarig was (21 jaar) toen hij onderhandelde met het Waterschap over het stukje tuin waarop men de windmotor wilde plaatsen – in die tijd was men pas vanaf 23 jaar meerderjarig – had hij kennelijk toestemming om te mogen onderhandelen. Rond 1938 werd de windmotor ingezet voor het bemalen van de laaggelegen polders en de eeuwkanten in de zuidelijke stroken van zowel de polders Duivenwaard als het Oudeland van Sommelsdijk. Eeuwkanten zijn laaggelegen stukken drassig grasland/hooiland langs kreken. Zowel in 1943 als in 1958 is de molen op een topokaarten ingetekend. De windmotor stond er in ieder geval nog in september 1955 toen deze toevallig mee op de foto werd gezet bij het fotograferen van een auto-ongeluk. Wanneer de windmotor werd verwijderd is niet te zeggen; het zou in de zestigerjaren van de vorige eeuw zijn gebeurd.
De boerderij, althans een restant ervan met een later wit gesausde voorpui, heeft tot minstens 2011 pal langs de Langeweg gestaan; lang te koop, uiteindelijk gesloopt. De Provincie Zuid-Holland heeft het perceel in beheer. Interessant is dat aan de westzijde van het perceel, aan beide zijden van de sloot heel oude stenen bouwsels zijn waar te nemen. Het is verleidelijk te veronderstellen, dat op basis van het door civiel ing. en auteur L.F. Teixera de Mattos gestelde op pag. 629 van deel X.I, over 'De wateringen, waterschappen en polders van Zuid-Holland, afdeling Goeree-Overflakkee', de ter plaatse aangetroffen restanten de plaats van de windmotor markeren, aldus: 'Naast den Windmotor, die een vlucht heeft van 5 M., bevindt zich in de Kreek of den hoofdwatergang waarop hij geplaatst is een tusschen twee hoofdjes beweegbare tot 0.34 M. + N.A.P. keerende houten schuif, wijd in den dag 3 M., ten behoeve van de vrije loozing' ,
Het ene restant van het oude stenen bouwsel is onmiskenbaar bedoeld voor een schuif, het andere restant zou dan een deel van de fundering van de windmotor kunnen zijn. De in de beton ingegoten restanten ijzeren hoekijzers zouden onderdeel van de toren van de molen kunnen zijn geweest.
(afb.4.5 restanten bouwsel hier)

Polder het Oudeland van Ooltgensplaat, ten noorden van de Oudedijk. (afb.4.6 topokaart Oudeland)Tussen 1939 en (foutief) 1958 stond op een topografische kaart een molen ingetekend op een watergang in de polder het Oudeland van Ooltgensplaat, net ten noorden van de Oudedijk. Ten westen van die kreek was aan de Oudedijk een hofstede uit 1600 te vinden. In 1939 kreeg deze boerderij, bij herbouw in steen van een in oorsprong houten schuur, haar naam: 'Molenhoeve'. Het is niet meer het pand dat we nu zien met op de gevel 'Molenhoeve", want op bevel van de bezetter moest in 1942, in verband met het schootsveld, álles in dat gebied met de grond gelijk gemaakt te worden. De afbraak van de boerderij vond plaats op 23 december 1942 en alle materialen werden afgevoerd. Ook de windmotor werd met de grond gelijk gemaakt om nooit meer terug te komen. De boerderij aan de Oudedijk werd vanaf 1939 tot 1942 bewoond door Jacob Van Gurp (1877-1949) die er een gemengd bedrijf had. In 1951 herrees de hofstede in een nieuwe gedaante. Helaas bracht de Watersnoodramp in 1953 veel waterschade toe aan deze nieuwbouw. Nog steeds zijn er 'van Gurp' te vinden, echter niet meer met een gemengd bedrijf maar met een handel in o.a. sierbestrating.
Op een foto van vóór de herbouw van de houten schuur is achter een boom een rad van een windmotor te zien. (afb. 4.7 windrad. Foto P. in 't Veld) Op de foto staat ook de toenmalige bewoner van de boerderij, de ongehuwde Willem Donkersloot (1870-1940) met zijn paarden - zijn trots –, en knecht Willem Buscop. Ontleende de boerderij vanaf 1939 haar naam aan deze windmotor? Donkersloot verhuisde vóór 1939 naar de Voorstraat 27 in Ooltgensplaat.

Dank aan families van Gurp uit Ooltgensplaat voor de verstrekte informatie en de foto. Mede dank voor informatie aan de 101-jarige heer P. in 't Veld, nog immer met een fenomenaal geheugen.
Raadplegingen:
Molinologie, tijdschrift voor molenstudie nr. 32-33, themanummer windmotoren in Friesland, Mark Ravensloot, 2010;
www.molendatabase.net;
Wikipedia over Stokvis en de windmotor;
Nederland dichterbij, molens;
Polderkatern Oude-en Nieuwe-Tonge, blik op de agrarische geschiedenis van Goeree-Overflakkee, 2017;
streekarchief Goeree-Overflakkee;
kranten Kon. Bibl. en krantenbank Zeeland.

In het laatste deel van deze serie, deel 5, zullen nog meer allang verdwenen windmotoren op Goeree-Overflakkee de revue passeren.

Afbeelding
Afbeelding
Afbeelding
Afbeelding
Afbeelding
KONICA MINOLTA DIGITAL CAMERA