Afbeelding
Foto:

Moeders in Israël

Dhr. J. Mastenbroek was jarenlang bibliothecaris van de Theologische School der Gereformeerde Gemeenten te Rotterdam. Vele (kerk) historische publicaties en artikelen staan op zijn naam.
De illustratie op de omslag toont een Vrouw aan het venster met Bijbel (1880) van Jozef Israëls.
Mag ik deze bespreking beginnen met een helder citaat uit Ten geleide:
'Bekeringsgeschiedenissen kunnen veel onderwijs geven, maar we moeten zulke boeken niet tot norm voor anderen stellen. De eerlijkste bekeringsgeschiedenissen staan in de Bijbel, want alles wat naar het Woord niet is, zal geen dageraad hebben. Ik ben ook nog nooit een bekeringsgeschiedenis tegengekomen, die eindigt als die van Jona.'
Deze behartigenswaardige woorden werden uitgesproken tijdens een interview door de heer J. van 't Hul met ds. D. Heemskerk, kleinzoon van een van de in dit boek beschreven personen (RD Magazine, 8 december 2018).
Het is inderdaad gevaarlijk dat we de mens centraal gaan stellen, in plaats van Christus en Zijn Middelaarswerk.
Wat is dan de doelstelling van de auteur? Vooral het werk des Heeren door te geven, ondanks alle menselijke tekorten en aspecten in deze beschreven levenservaringen. De opzet was om de lezer met jaloersheid te vervullen bij het lezen van de onderscheiden levenservaringen, met alle uitreddingen, zowel in geestelijk als in maatschappelijk opzicht.
Waren het moeders in Israël? Het is niet aan ons om te bepalen wie daartoe behoren. Deze woorden komen slechts één keer in de Bijbel voor. In De Heraut van 27 augustus 1916 schreef Dr. Abraham Kuyper in één van zijn Kuyperiaanse volzinnen aan, wie een moeder in Israël genoemd wordt: Deborah:
'Hoger dan Deborah staat geen vrouw in de historie aangeschreven, want zij is het die, met Barak, haar volk van den ondergang heeft gered, maar hoe hoog Deborah ook stond, ze bleef vrouw, en daarom werd het haar erenaam, nu reeds meer dan dertig eeuwen, dat zij een moeder was in Israël. Haar geschiedenis wordt ons beschreven in Richteren 5:7.
Toch is onder ons volk de term 'moeder in Israël ingeburgerd, al zouden de vrouwen aan wie diverse biografieën in de laatste decennia zijn gewijd, zichzelf deze benaming nooit waardig gekeurd hebben. Waarom dan toch deze benaming? Omdat ze door hun levensopenbaring, nauwgezette levenswandel en godsvrucht voor velen als een geestelijk moeder zijn geweest. Sommigen waren ongehuwd, of hun huwelijk bleef kinderloos, maar mochten weten geestelijk zaad verkregen te hebben. Anderen waren moeders in de natuur en in de genade.
Enkele schetsen zijn niet eerder geschreven, andere werden door de schrijver in boeken of periodieken verhaald en zijn opnieuw bewerkt.
Omdat het gevaar groot is als we gaan citeren, dat het uit het verband wordt genomen, noem ik enkel de namen en jaartallen van de vrouwen, die beschreven worden, wellicht met een kort citaat, dat voor ieder toegankelijk en waardevol is.
Door een zwarte nacht naar het eeuwige licht, Maaike Bakker – Groenenboom (1897-1986)
Ken Hem in al uw wegen, Pietje Baltus (1830 – 1914)
Pleitend voor land en volk, Fijgje Bons (1887 – 1955)
Ze kreeg een hemelse vermaning, Trijntje Catharina de Bruin – Bout (1888-1961)
Alle verandering is nog geen vernieuwing, Johanna Cornelia Heemskerk – van Rijn (1888 -1998)
In volle ruimte gesteld, Dingena Mallan – Vreugdenhil (1884 – 1976)
Aan niets ontbroken, Anna Ruit – de Wachter (1867 – 1961)
Van eeuwigheid geliefd, Cornelia van der Slikke – Bergers (1887 – 1956)
Levend uit de hand des Heeren, Arjaantje Tanis – Tanis (1895 – 1990)
Ze zwom in alle wateren, Zwaantje Westland – Schaap (1909 – 2012)
Een gedeelte uit de geschiedenis van Jaantje Tanis:
Jaantje kon anderen ook onderwijs geven. Er werd haar eens gevraagd: 'Wanneer moet ik tot Christus gaan?' Haar antwoord was: 'Waar staat in de Bijbel dat we níét naar Christus moeten gaan?' Haar woorden hadden geen remmende, maar een aansporende functie. Zij belastte anderen niet met haar ervaringen, om zich daaraan te spiegelen.

Geen kerkmuren

De Nederlandse Hervormde Kerk bleef haar dierbaar, maar kerkmuren vielen voor haar weg. Op een gezelschap zei een vrouw eens tegen haar: Áls het waar was, zat je wel bij ons in de kerk.' Dat deed haar pijn. Toen kwam er een oude vriend uit Baarn, die haar eenmaal per jaar bezocht. Ze wist niet eens tot welk kerk die man behoorde, daar vroeg ze nooit naar. Ze vertelde hem wat die vrouw gezegd had. Zijn reactie was:
Wie strijdt voor een kerk,
Heeft een leven lang werk.
Maar wie treurt over zijn zonden,
Heeft een goede zaak gevonden.

Wanneer we met onderscheid lezen en deze geschiedenissen niet boven het Goddelijke Woord stellen, is het goed om er kennis van te nemen. Tot eer van God.

Van harte aanbevolen!