De weg der gelukzaligheid

Het eerste woord van bovenstaande Bijbeltekst wijst ons op een volk dat zeer gelukkig is. Ja, dat zalig is. En dus welgelukzalig is. En dat volk is niet alleen welgelukzalig in dit aardse leven, maar ook na het aardse bestaan. Namelijk in de hemel, waar het de Drieënige God eeuwig en volmaakt mag verheerlijken. En wie van ons zou niet graag welgelukzalig willen zijn? En dat te meer omdat wij niet geboren worden als welgelukzalige mensen, maar als rampzalige mensen en dus als mensen, die nergens anders naar op weg zijn dan naar het rampzalige en smartelijke oord van de helse buitenste duisternis. Immers, wij hebben in Adam, onze allereerste voorouder, de Heere vrijwillig en moedwillig de rug en de nek toegekeerd om niets meer met Hem te maken te willen hebben. Ja, wij hebben alle banden met God verbroken om zelf als god te zijn en om zelf de dienst uit te maken in ons bestaan.
De Heere had echter van tevoren de eeuwige doodstraf op deze misdaad gezet, waardoor wij mensen dus wisten wat ons te wachten stond als we de verbondsband met Die allerliefste God der goden en Vader der lichten zouden verbreken. Nochtans hebben wij dit gedaan en ons in een drievoudige dood geworpen, waardoor we rampzalig zijn en onze dood ons nergens anders brengt dan in de smarten van de hel.
Daarom trekt het zo onze aandacht als er in bovenstaande tekst gesproken wordt over een welgelukzalig volk. Want dat volk heeft dus een nieuw leven leren kennen en is van rampzalig welgelukzalig geworden. Ja maar, zo zegt u misschien bij uzelf, hoe is dat dan gebeurd? Wat heeft er dan in hun leven plaatsgevonden? Wel, dat lezen we in hetgeen hierboven staat, want zij hebben "het geklank" leren kennen. En dat geklank verwijst naar het blazen op de bazuinen tijdens de jaarlijkse hoogtijdfeesten in Israël. Maar nog veel dieper wijst dit geklank op de Boodschap die Gods getrouwe dienstknechten laten horen. Immers, die Boodschap verkondigt de mogelijkheid om van rampzalig wederomgeboren te worden tot welgelukzalig. En om verlost te worden van alle zonde, schuld, ongerechtigheid en helwaardigheid. Ja, dat geklank van het zaligmakende Evangelie nodigt uit om Christus, de Zoon van God, de Zaligmaker en Heiland, in de armen te vallen en om zich aan Christus kwijt te raken, zodat men in Hem opgelost is.
Nu is er echter geen mensenkind dat gelooft in zichzelf rampzalig te zijn. En er is ook geen mensenkind dat uit zichzelf behoefte heeft om zich aan Christus toe te vertrouwen. Want wij kiezen uit onszelf altijd voor onszelf. En wij blijven het liefst op onze eigen troon zitten om zelf uit te maken wat we doen in het leven. Daarom moet de Heilige Geest er aan te pas komen om de zielsogen van een mens te openen voor zichzelf en om een mens te overtuigen van zonde, gerechtigheid en oordeel (Johannes 16:8). En pas als de Heilige Geest dat doet, komt een mensenkind er bevindelijk achter rampzalig te zijn, goddeloos te zijn, doodschuldig te zijn en geen andere toekomst te hebben dan het hellevuur.
Maar dan opent de Heilige Geest ook de ogen voor Christus, Die Zijn leven heeft gegeven aan het vloekhout van Golgotha om zulke rampzaligen te redden en te bevrijden uit de macht van de duivel, de dood, de hel en de eeuwige verdoemenis. O, dan gaat zo één Christus nodig krijgen. Dan gaat zo één tot God bedelen: "Geef mij Jezus of ik sterf, want buiten Jezus is geen leven, maar een eeuwig zielsverderf." Ja, dan gaat zo één kermen tot God om Christus als zijn of haar Heiland en Verlosser geschonken te mogen krijgen van Israëls God.
Maar is zo'n kermend mensenkind dan al wederomgeboren van rampzalig tot welgelukzalig, omdat dit geklank mag worden gekend en vernomen, zoals velen beweren? O nee! Want een mensenkind moet nog verder geleid worden en het geklank van Gods eigen vrijsprekende stem hebben gehoord. Psalm 56:5 zegt immers in de berijming: "Ik heb het zelf uit Zijnen mond gehoord." En dat gaat de Heere altijd uitwerken in het leven van Zijn waarachtig uitverkoren kinderen. Die worden namelijk in de rechtbank Gods, oftewel in de vierschaar Gods gebracht, om daar hun verdoemend oordeel uit de mond van de Rechter van hemel en aarde te vernemen, te omhelzen en verloren te gaan met zichzelf. Maar ook om daarna Christus geschonken te krijgen van Israëls God en in Christus weg te smelten. Ja, vanwege de verdiensten van Christus ontvangen zij Zijn gerechtigheid, heiligheid en heerlijkheid, waardoor zij in Christus rechtvaardig, heilig en heerlijk zijn. O, dan worden zij door de hemelse Rechter vrijgesproken en in de volle beleving des harten bekleed met alles wat Christus voor hen heeft verworven. En dan pas zijn zij welgelukzalig. Nooit eerder! O, pas toch op voor bedrog! De Heere schenke u deze enige weg der welgelukzaligheid te mogen bewandelen.