Pinkstervolheid (1)

Aanstaande zondag: Pinksteren. Ziet u er naar uit? Bidt u om de doorwerking van de Geest des Heeren in uw leven? En in de kerk?
De bede om de Geest, maar ook de belofte dat dit gebed verhoord zou worden, is al eeuwen oud. De profeet Joël heeft het onder woorden gebracht "Ik zal van Mijn Geest uitstorten op alle vlees". De spot en de vijandschap zijn ook al oud. Dat blijkt reeds op de Pinksterdag, als men spottend zegt, dat er sprake is van dronkenschap.
Wat gebeurt daarop de Pinksterdag? Petrus laat het horen: het is die bekende profetie, die in vervulling gaat. In het laatste der dagen zal de Heere van Zijn Geest uitstorten. De 'eindtijd' is dus al begonnen!
De Heere is niet karig. Hij schenkt in overvloed. Mild en overvloedig. Met volle stromen van zegen. Uit de hemel vandaan. Bij Christus vandaan, bij de altaren vandaan. De fonteinen van Gods genade lopen over; de rivier Gods is vol water. Een volle beek van wellust maakt hier elk in liefde dronken. Bij de Heere is geen tekort, Hij gééft ook niet te weinig.
Hoe gebeurt dat? Niet, dat alles wordt weggespoeld. Men kende dat wel in Israël. Dan waren er zware slagregens, die alles wegspoelden. Dan werden vruchtbare akkers vernietigd en was de oogst onmogelijk geworden.
Maar zo is de Geest niet. Hij is als die vruchtbare regen, die diep in de grond indringt, die het leven en de vruchtbaarheid brengt. Zonder de regen zou er hongersnood zijn. Maar er is overvloed. Overvloed in de woestijn, in het Mesech der ellende, zoals wij deze aarde wel kunnen noemen.
En dan lezen we deze tekstwoorden nog eens verder. Waar komt dat water op terecht? We lezen het: "Ik zal (zegt de Heere) van Mijn Geest uitgieten op alle vlees". Als we de Bijbelse woorden kennen, dan kijken we heel verbaasd op. Op alle vléés? Wij zouden dat heel anders verwachten. Wij zouden denken dat er zou staan: op alle dorstige mensen. Of: op alle gelovige, Godvrezende mensen.
De Heere spreekt hier niet over de dorstigen. Hij gaat niet eerst na of er iemand is die dorst heeft naar Hem. Wij kunnen dus ook niet beginnen met te vragen of u dorst hebt. Want dat hebben we niet van onszelf. We zijn daar veel te zelfgenoegzaam voor. Maar nu dat wonder: nu gaat de Heere zelf mensen dorstig máken. Letten we echter goed op: dat mogen we niet in lijdelijke zin zeggen. Want dan zouden we de Heere nog de schuld geven, als onze ziel niet uitziet naar Zijn genade.
Als we onze onmacht en onwil leren kennen, ervaren we het als een wonder dat de Heere dorstig maakt. En dan ga je die nood doorleven: zondaar te zijn. En dan krijgt dat woord 'vlees' zo'n aangrijpende betekenis. We komen het heel veel tegen in de Schrift. Vlees: dat is een prediking van het zondige, het weerbarstige, het opstandige, dat van God niet weten wil.
Wat gaan we leren door het werk van de Geest? Wat Paulus heeft beleden: "Ik ben vleselijk, verkocht onder de zonde". Dus: een slaaf, een machteloze slaaf van de zonde.
Wat komen we dan in ons leven tegen: de vruchten van het vlees, zoals Paulus die noemt in de Galatenbrief: "De werken nu des vleses zijn: overspel. hoererij, onreinheid, ontuchtigheid, afgoderij, venijn, vijandschappen, twisten, afgunstigheden". En dan wordt het met smart beleden: "Want ik weet, dat in mijn vlees geen goed woont". Het is óns leven, dat erin getekend wordt. Herkent u uzelf er in? En vlees en bloed kunnen het Koninkrijk Gods niet beërven!

Deze overdenking stond eerder in Eilanden-Nieuws van 24 mei 1999.