Tussen Pasen en wederkomst

Velen hebben moeite met Pasen en wat er op Pasen gebeurd is. Dat de Heere Jezus Christus, Die aan het kruis van Golgotha gestorven was, opgestaan is uit de doden. Dat is voor ons verstand ook niet te begrijpen noch te verklaren. Het strijdt met alles wat we zien en voor mogelijk houden. De opstanding van Christus uit de doden vraagt gelóóf; en het geloof dat Hij gestorven is voor onze zonden en opgewekt is tot onze rechtvaardigmaking, wordt dan ook voortdurend aangevochten en bestreden. Zo was het reeds in de eerste christengemeente, eigenlijk al op de dag van Zijn opstanding zelf. Sommigen hebben zich gebogen voor hun verstand en de opstandingsprediking van Pasen een geestelijke betekenis gegeven. Dat men na Zijn dood zich rekenschap is gaan geven van Zijn prediking en in Zijn voetstappen is gaan leven; dat Hij zo (voort)leeft en dat moeten we dan verstaan onder Zijn opstanding! Maar het heilsfeit van Zijn opstanding legt men terzijde omdat het verstand er geen raad mee weet.
Steeds meerderen zijn zo gaan denken en het geloof der eerste christenen en het getuigenis der Kerk gaan vergeten, kwijtgeraakt of er de schouders voor gaan ophalen als voor een afgedane zaak.
Voor de apostel Paulus is er echter geen twijfel mogelijk: de Heere Jezus is opgestaan uit de doden; anders is ons geloof tevergeefs en zijn we nog in onze zonden. Als het alleen maar gaat om een rekenen met Christus in dit leven, dan zijn we de ongelukkigste van alle mensen, zegt hij zelfs! Iets ánders is de vraag of we inderdaad met Christus mee zijn opgestaan: begraven in Zijn dood, met Hem gestorven, maar om herboren op te staan als een ander en nieuw schepsel! Dan is ons leven met Christus geborgen bij God, voor eeuwig gered en behouden tot zaligheid.
Dat vraagt geloof en geloof is er niet zonder de Heilige Geest! De vraag ernaar mag dus gesteld worden, want geloof in de Heere Jezus Christus is niet vanzelfsprekend; en de Heilige Geest moet er ook plaats voor maken in ons leven: dan gaan we zien wat we missen zonder Hem en gaan we er ook om vragen dat Hij onze plaats wil innemen, opdat wij altijd met Hem mogen zijn en Hij ons leven vervullen mag met Zijn heerlijkheid. Juist Zijn opstanding uit de doden is dan van zo grote betekenis, want het is de grond en zekerheid, dat Zijn lijden en sterven voor onze zonden volkomen genoegdoening heeft gegeven aan onze hoogste Rechter, zodat wij in Hem rechtvaardig voor God kunnen zijn zonder iets van onszelf.
"Indien gij dan met Christus opgewekt zijt, zo zoekt de dingen die boven zijn." Het geloof in Christus' volbrachte werk heeft een vervolg: één zijn met Christus in een opstandingsleven leidt tot een nieuwe activiteit, namelijk van het zoeken van de dingen die boven zijn. Zó komt het toebehoren aan Christus openbaar: een ándere interesse, een ándere activiteit dan die van weleer en van hen die Christus geen plaats geven in hun leven.
"De dingen die boven zijn." Is het niet de vergeving van zonden, waardoor het verkeerde in dit leven steeds weer buiten ons denken, doen en laten gebannen moet worden! Is het niet het doen van wat God van ons vraagt, want zo doen de heilige engelen toch ook altijd en overal! Dát zoeken te zien en dat dan ook zoeken te doen, want God éist het niet alleen van ons, Hij heeft er ook récht op: zoudt u Hem zo niet dankbaar zoeken te zijn voor al d ie onverdiende zegeningen voor lichaam en geest, die Christus verworven heeft door gehoorzaamheid en lijden op deze aarde? Het kan niet uitblijven zoals Christus móest opgewekt worden ten derde dage en uit het graf verrijzen, omdat Hij alles, alles volbracht had!
Zo wordt ook de toekomst voorbereid, want waar het Hoofd·is, zullen ook eenmaal de leden zijn. Christus is reeds boven; Hij is ten hemel gevaren. Bij Zijn schatten en gaven, de dingen die boven zijn. Zoeken daarnaar betekent ook erop ingesteld en afgestemd worden! Klaargemaakt worden om altijd met de Heere te zijn, zoals de school klaar wil maken voor het volle leven. Zó is het leven van zoeken naar de dingen, die boven zijn, een levenslange oefenschool voor het Vaderhuis met zijn vele woningen: ontbreken van dit zoeken betekent dan ook dat u geen Thuis hebt bij de Vader. Of het er altijd zo goed van wordt afgebracht? Of ook de ware christen altijd een stralend voorbeeld is van wat hij wezen moest? Beschaamd moeten we het hoofd buigen. "Als ik het goed doen wil, ligt het kwade mij bij en het goede, dat ik doen wil, doe ik niet; en het kwade, dat ik niet doen wil, doe ik", zegt zelfs een apostel zoals Paulus. Het moet altijd weer komen en verwacht worden van Hem, Die aan Gods rechterhand gezeten is. Dat predikt Zijn macht! In de rechterhand schuilt immers onze kracht. Welnu, zo 't u aan kracht en trouw ontbreekt, ze zijn te vinden bij Hem, Die krachten geeft èn Die zo getrouw is als sterk.

Deze overdenking stond eerder in Eilanden-Nieuws van 25 mei 1990