Joke Verweerd – Snoeitijd (25)

Het huis Meijlanden, op bladzij 68, de boomgaard erachter. Toen nog in volle glorie. 'Ben je daar geboren?' had ze verrukt gevraagd, toen ze die bladzij voor het eerst onder ogen kreeg. Hij had geknikt, iets van trots gevoeld, toch nog. 'Ze vonden het mooi genoeg om in het boek op te nemen blijkbaar!' Hij had het nonchalant willen zeggen, maar zo klonk het niet.
Zit Effi daar nog, in die halfdonkere kamer met het boek op haar schoot? Strijkt ze haar haar achter haar oor? Het kroeshaar waarin zo'n heel eigen geur hangt. De zachte lijn van haar hals, de iets getinte huid van de hand waarmee ze de bladzij omslaat. Haar ogen. Bruin en wijd; raadselogen, die veel van hem weten, weinig vertellen. Wat zou Effi zeggen op Catharina's verhaal? Wat zou ze doen? Catharina's beeld schuift voor Effi's gezicht. Ze kunnen niet tegelijkertijd op zijn netvlies blijkbaar.
Hij schrikt op. Hij heeft het ineens koud en zoekt naar een trui. De geur van gebraden vlees komt langs en hij merkt dat hij trek heeft. Sinds die boterham met hagelslag vanmorgen heeft hij niets meer gegeten.
Hij trekt de deur van de serre achter zich dicht en loopt de gang door. De kilheid van de vloer, de bruine lambrisering met imitatiekersenhouten vlakken. Vooroorlogs, maar mooi. Het zou toch zonde zijnā€¦
Vanuit de kamer klinkt de stem van Lodewijk en Willemijn geeft antwoord. Ze is dus ook al thuis.

Hoofdstuk 4

De tafel is feestelijk gedekt. Het witte damasten tafellaken en de borden met het gouden randje uit de hoge kast in de voorkamer zijn tevoorschijn gehaald. Zijn moeder zit in de leunstoel aan tafel, een kussen achter haar rug. Haar nachtjapon heeft plaatsgemaakt voor een grijsgestreepte blouse met een kanten kraagje. Haar haar nu niet in het dunne vlechtje. Willemijn heeft geprobeerd er iets chics van te maken.
Mijntjes ogen stralen en de onrustige handen verleggen steeds opnieuw het bestek. 'Zo toch, Catharina? De vork links en de lepel boven!'
Als Chiel binnenkomt, herkent ze hem meteen. 'Chiel is er ook, Catharina!' zegt ze verheugd, tegen Willemijn die haar een schone theedoek ombindt.
Het raakt Chiel. Kijk haar daar nu zitten. In het vliegtuig nog dacht hij op weg te zijn naar haar begrafenis!
Chiel weet weer hoe zijn moeder vroeger genieten kon van een tafel vol gasten. Dan straalde ze op dezelfde manier. Niet dat het vaak gebeurde, eigenlijk alleen met verjaardagen of met Kerst. Zo heel veel familie was er niet. Moeder zelf had maar een zus gehad, tante Aartje.
Tante Aartje had een groot gezin, een stuk of zeven kinderen. Van pa's kant was er nog minder familie, die was enig kind, vandaar dat Meijlanden hem toeviel na de dood van zijn ouders. De familie Van der Meij was streng en statig. Chiel herinnert zich een oudoom die dominee was: altijd in het zwart en een stem als een kerkorgel. Maar zelfs die oom had graag aan tafel gezeten hier. Wat zou Mijntje zich daar nog van herinneren? Haar glunderende gezicht met de felle blos, haar twijfelende hand met de vleesvork: niets was een groter dilemma dan hoe de rollade eerlijk te verdelen. Die tijd is voorbij, Mijntje is het enige dat nog over is van die tijd, de glorietijd van Meijlanden.
Chiel legt even zijn hand op haar rimpelige arm.
Zij pakt hem meteen bij zijn shirt. 'Wat ben ik blij!' zegt ze, terwijl ze de zakdoek over de tafel laat ?adderen om alles en iedereen te betrekken in haar blijdschap.
Lodewijk mompelt: 'Nou nou, hou je koest. Straks moet je weer janken!'
Voordat Chiel zijn irritatie in een kwinkslag kan vatten, heeft ze zelf al een reactie klaar. 'O nee hoor, Lodewijk, ik huil niet meer, ik huil niet meer.'
Het zeggen alleen al brengt haar op het randje, maar ze blijft blij en Willemijn kust haar. Een gemeende kus; Mijntje doet er haar ogen voor dicht.
Catharina heeft eer van haar werk.