Joke Verweerd – Snoeitijd (23)

Die hebben we zo'n zeven jaar terug laten rooien; daar konden we nog een rooipremie mee binnenhalen. Op die plek zijn nu ook allemaal volkstuinen.'
'Dus banjert Jan en Alleman zomaar tussen het fruit?'
'De meeste mensen gaan gewoon via de Herenweg. Maar Ugur is een geval apart. Willemijn noemt hem "het opperhoofd". Het is een bijzonder mens, heeft veel meegemaakt. Je moet maar eens met hem kennismaken.'
Chiel heft afwerend zijn hand. 'Daar heb ik even geen zin in!'
Catharina hoort het niet; ze opent het hek naar het volgende perceel. Hier zijn de bomen nog jong en redelijk netjes in vorm gesnoeid. Hier doet het even aan Gold Apple Garden denken. 'Dit is het slotinitiatief: Elstar, om het assortiment breder te maken. Ze beginnen net te dragen. Deze soort doet het momenteel erg goed op de markt. Ik hou dit zelf bij; voor deze plek hoeven we ons niet te schamen. Dit wordt met een paar jaar winst. Maar als het aan Lodewijk ligt, komt het niet eens zover.'
Dat laatste klinkt schamper en uitdagend tegelijk. Chiel reageert er niet op. Over Lodewijk praten gaat niet tussen hen, er kunnen alleen over en weer mededelingen over hem worden gedaan.
De volkstuinen. Onder de laatste bomenrij blijft Chiel staan kijken. Hij heeft geen zin in een confrontatie met wie dan ook. Hij neemt alleen alles in ogenschouw.
Het rommelige, kleinschalige dat bij volkstuinen hoort, treft hem. Alsof hij nu pas beseft wat teloorgang is. De boomgaard vroeger, fors voor Hollandse begrippen, de bomen in het voorjaar. Zo ver je kijken kon een bloesempracht van roze en wit. De oogst van toen: een schuur met volle kisten hoog opgestapeld. Een vracht appels.
Nu deze lappendeken van stukjes en hoekjes. Hier een rijtje geel geworden stokbonen, daar de woekerbende van pompoenen. Hoog opgeschoten maïs en een verdorrende haag van uitgebloeide gladiolen.
Een oudere man is worteltjes aan het trekken. Hij steekt een hand op en Catharina's groet schalt over de tuinen. Nu richten zich meer mensen op. Bijna allemaal vrouwen met hoofddoeken, leeftijdsloos.
'Er zijn hier veel Turkse mensen komen wonen en die hebben graag een tuin,' zegt Catharina naast hem.
'Ik zie het,' zegt hij en draait zich om en loopt terug, terwijl Catharina wacht op de aanstormende scooter van Ugur. Atatürk op zijn paard, denkt hij vermaakt en maakt dat hij wegkomt.
Ze zal hem wel nakijken.
Als hij de plaats heeft bereikt waar de vrouwen aan het plukken zijn, leegt hij de pluktas van Catharina en klimt de ladder op. Hij is het ontwend, het werken in hoogstamfruitbomen. Nooit eerder had hij last van hoogtevrees, maar het minstens drie meter boven de grond op de sport van een ladder staan geeft hem nu een onplezierige sensatie. Onder het plukken beseft hij dat het tussen Catharina en Lodewijk niet goed gaat. Er zat geringschatting in haar toon. Het stoort hem meer dan hij dacht.
Na een kwartier stilte beginnen de vrouwen om hem heen weer te kwetteren – hij kan er geen ander woord voor bedenken. Het gaat langs hem heen, er is geen touw aan vast te knopen. Als Catharina even later met de koffie komt, blijkt gewoon Nederlands toch ook te kunnen. Een beetje gebrekkig nog, maar het geeft wel aan dat het geen nieuwe­lingen zijn hier.
Chiel wordt voorgesteld, maar handen geven hoeft niet. Ze drinken hun koffie uit plastic bekertjes en Yasmine steggelt wat over het uurloon. De gedachte dat elk bedrag te hoog is, houdt hij voor zich. Hij heeft geen hoge pet op van de oogst. Kleine wormstekige appels, veel schurft en windplekken.
Biologische teelt is best, maar je hoeft de kwaliteit niet helemaal uit het oog te verliezen. Als er gesnoeid en gedund was en het spreeuwenvolk op een afstand was gehouden, hadden de appels er heel anders uitgezien.
'Wat doe je met de aangepikte appels?' vraagt hij. 'Sorteer je die meteen?'