Wat dunkt u van de Christus?

Deze woorden zijn opgetekend uit de mond van de Heere Jezus Christus. Ze lijken bevestigend beantwoord te moeten worden, want Zijn naam is toch Vredevorst en juist na Pasen is Hij enkele malen aan Zijn discipelen verschenen met de woorden 'Vrede zij ulieden'. Ook komen de woorden uit Johannes 14 in onze gedachten, waar Christus zegt: 'Vrede laat Ik u, Mijn vrede geef Ik u; niet gelijkerwijs de wereld hem geeft, geef Ik hem u. Uw hart worde niet ontroerd en zij niet versaagd".
Een bevestigend antwoord op de vraag of Christus gekomen is om vrede te geven op de aarde is dus op z'n plaats. Het is de heerlijke boodschap van het Evangelie der verzoening die de apostel doet juichen: 'Hij is onze vrede'. Hij maakt een einde aan de oorlog, waarin het menselijke geslacht tegen zijn God verwikkeld is sinds de dagen van de zondeval in het Paradijs. Hij brengt rust waar onrust het leven beheerst door de ontdekking van eigen verlorenheid voor God. Hij troost het hart dat schreiend zoekt naar vergeving van zonden en aanneming tot kind Gods. Hij zegt tegen moedelozen en troostelozen: 'Ik ben uw heil alleen' en 'Ik zal u niet begeven noch verlaten; Ik ben met ulieden tot de voleinding der wereld'.
Hij is gekomen om vrede te brengen op aarde: Hémelse vrede! Einde van de strijd, die telkens weer oplaait door de macht van satan, de zwakheid bij een gewillige geest en de verleiding die van de wereld uitgaat Volmaakt is Zijn vrede dan ook nooit op aarde: Het wacht op de wederkomst van Hem. Dan zal de vrede volkomen zijn in het Vaderhuis met zijn vele woningen; op de nieuwe aarde waarop gerechtigheid wonen zal.
Toch moet er óók een ánder antwoord op de vraag: "Meent gij, dat Ik gekomen ben om vrede te geven op de aarde?" gegeven worden dan "Ja, dat is Hij"! Juist omdat Hij vrede geeft door het bloed des kruises, brengt Hij ook scheiding teweeg: Mattheüs spreekt zelfs van een zwaard en in Johannes 7 lezen we ook dat er "tweedracht werd onder de schare om Zijnentwil". De één prees Hem dat Hij goed was en anderen zeiden: "Hij heeft de duivel".
Er trekt een scheur door de mensheid waar Christus verschijnt of waar Hij gepredikt wordt als "de Weg, de Waarheid en het Leven".
De scheur is niet altijd even breed en diep. Ze is soms nauwelijks te zien. Ze gaat door kerk en wereld, door families en gezinnen. Ze deelt een mens doormidden, zodat Paulus spreekt van een twee-mens als hij van zichzelf zegt: "Ik ellendig mens, wie zal mij verlossen uit het lichaam dezes doods" en "Ikzelf dien wel met het gemoed de wet Gods, maar met het vlees de wet der zonde". U kunt menen dat Christus gekomen is om vrede te geven op de aarde en u hebt gelijk, maar vergeet niet dat Zijn vrede tegelijkertijd ook onvrede, strijd, meebrengt: bij uzelf en in alle verbanden waarin u staat. Het kindschap Gods door het geloof in Christus brengt de roeping mee om de gehele wapenrusting Gods aan te doen. De adeldom van Gods genade door het geloof in Christus verplicht tot een nieuwe gehoorzaamheid: Er kan geen vrede meer zijn met zonde en ongerechtigheid, geen vrede meer met ongeloof en twijfelmoedigheid.
Even vóór deze woorden van de Heere Jezus, heeft Hij gesproken over de getrouwe en voorzichtige dienstknecht en gezegd: "Een iegelijk wien veel gegeven is, van dien zal veel geëist worden en wien men veel vertrouwd heeft, van dien zal men overvloediger eisen". Die verantwoordelijkheid maakt het niet altijd even gemakkelijk en zeker niet vanzelfsprekend in de voetsporen van Christus, de Knecht des Heeren, te gaan. Hij zegt dan ook Zelf als antwoord op Zijn vraag: "Ik zeg u dat Ik veeleer gekomen ben om verdeeldheid te brengen op aarde". Maar dat neemt de innerlijke vrede niet weg, al kan het hele bestaan ook op zijn grondvesten schudden: De Heere Zelf waakt over de Zijnen en sterkt door de kracht van Zijn Geest. De goede keuze zal niet berouwen!
Wat dunkt u van de Christus? Dat is de vraag waar het op aankomt: Met Hem is er vrede, al wankelt alles om u heen en ontvalt u elke steun en toeverlaat! Maar zonder Hem is tegen Hem door het leven gaan en dat betekent dat alle vrede alleen maar schijn is. Daarom zagen de discipelen na de hemelvaart van hun Heere en Heiland ook zo uit naar de komst van de Heilige Geest. Ze waren eendrachtig volhardend in het bidden en smeken bijeen, tot de dag van het Pinksterfeest aanbrak en zij vervuld werden met de Geest des Heeren terwijl spotters zeiden: "Ze zijn vol zoete wijn".

Deze overdenking stond eerder in Eilanden-Nieuws van 29 mei 1992.