Afbeelding
Foto:

"Eén jongetje. Zielig, hè, mama?"

Die missie neemt ze zodanig serieus dat ik inmiddels al twee dagen aan dit stukje tekst werk. Zonder al te veel vooruitgang te boeken. Maar dat hindert niet. De eindredacteur is geduldig en mijn linkerarm is - in tegenstelling tot een drie weken oude baby - tamelijk onvermoeibaar. En jawel, langzaam zakken haar kleine oogleden naar beneden en krullen haar mondhoeken onwillekeurig wat omhoog. Ik wieg voor de zekerheid woest verder, voor de totstandkoming van deze column nog altijd bouwend op die rechterwijsvinger. Terwijl de zweetdruppeltjes nog net niet van mijn voorhoofd glijden, ploft de onlangs tot middelste kind gepromoveerde peuter naast me op de bank. Hardop begint ze te tellen, ondertussen wijzend naar zichzelf, haar zus, de baby en mij: "Eén, twee, drie, vier meisjes. En..." verwijzend naar papa: "Eén jongetje. Zielig, hè, mama?" Ik zucht diep. Het medelijden met de vader des huizes zit diepgeworteld. Niet alleen bij onze dochters, maar ook bij willekeurige voorbijgangers die een blik in de kinderwagen werpen, daar een derde dochter aantreffen en zich vervolgens hardop afvragen of de vader zich wel redden zal. "Ja, papa is helemaal alleen," merkt onze oudste - gezegend met een enorm gevoel voor drama - nog eens ten overvloede op. "Misschien kunnen we er een jongetje bij bestellen," bedenkt de middelste. Ik stop verbijsterd met wiegen. "Waar kun je jongetjes bestellen?" vraag ik verbaasd. Ze rolt met haar ogen en zucht eens diep om aan te geven hoe vermoeiend het is om de wijsheid in pacht te hebben. "Gewoon... op de laptop, mama." Ik voel mijn rechterwijsvinger verkrampen...