Joke Verweerd – Snoeitijd (17)

----- Original Message ---- From: Gold Apple Garden
To: Meijlanden
Sent: Friday, October 10, 2003 12.51
Subject:

Hallo Meijlanden,
Dank voor je mail, die net binnenkomt. Het is goed te weten dat hij veilig en wel op de plaats van bestemming is aangekomen. Ik waardeer het echt dat je nog zo laat voor mij achter de computer bent gekropen. Mijn gedachten zijn sinds het vertrek van Chiel vaak bij jullie. Dat Chiel er de voorkeur aan geeft zijn zaken zelf te regelen, dat herken ik wel. En dat er tussen de broers een levenslange competitie aan de gang is, vermoedde ik ook. Chiel zegt soms de verkeerde dingen uit onmacht of uit onbehagen. En Meijlanden ligt hem na aan het hart, dat weet ik, al heeft hij het nooit hardop gezegd.
Hoe is het met je oma? Is de dokter al weer geweest? Ik ben erg benieuwd of zij Chiel meteen herkende.
Alles is rustig hier, het is droog gebleven, na al die regen. Morgen kan dus het gras gemaaid worden; we houden het graag kort in de boomgaard. De nieuwe boompjes zijn geplant, Royal Gala, of heeft Chiel dat al verteld? Jim en Vinch hebben de transportband gerepareerd. Vinch heeft zijn vinger bekneld bij de reparatie. Hij gilde als een varken – zeggen jullie dat zo? De nagel is blauw; ik heb er een klein gaatje in geboord, nu is de druk er af en doet het minder pijn. Maar tijdens het boren viel Vinch wel ?auw. Mánnen!
Chiel krijgt de groeten van auntie Nel. Ze maakt het goed en was erg blij dat ik even langskwam.
Dag Willemijn, de groeten daar...
Goudappel.

Hoofdstuk 3

Chiel wordt pas wakker als het eerste licht door de halfopen gordijnen komt. Door de kier ziet hij Willemijn vertrekken in haar bruin met rode werkkleding, 'tpg-post' op haar rug. Hij rekt zich uit en vraagt zich af hoe laat het is. Zijn horloge ligt binnen handbereik, maar hij heeft nog geen zin om die beweging te maken.
In het bed waarin hij ligt, is hij geboren. Zijn ouders hebben in dit bed geslapen sinds hun trouwdag.
Hij zal een jaar of twaalf geweest zijn toen een beddenbedrijf uit de stad een nieuwe matras kwam brengen. De oude matras zouden ze meteen afvoeren. Zijn vader was bij huis gebleven om de mannen te helpen. De oude matras was van pure kapok en onhandelbaar zwaar.
Lode en hij hadden om de bestelbus heen gesprongen; er stond niet elke dag zo'n glimmend gevaarte op hun erf. De nieuwe matras was in plastic noppenfolie verpakt en dat materiaal was nog mooier dan de matras zelf. De chauffeur van de bus deed voor hoe je tussen duim en wijsvinger zo'n luchtkamertje kon laten knappen. Het zou wel een heel dure aanschaf zijn, die nieuwe matras, alleen al vanwege de verpakking.
Lode en hij waren het huis binnengestormd om het noppenplastic te claimen.
De oude matras werd op zijn kant voortgeschoven door de gang. Het rode hoofd van vader er achter en de kromme rug met het shirt van de Beddenspecialist er voor. Duwen en trekken tegelijk. Uit de weg, jochies! Lode vloog naar buiten, bang het te verknoeien bij pa.
Hij was blijven staan met zijn rug tegen de kelderdeur, had zich zo dun mogelijk gemaakt.
Voor zijn ogen hadden de vlekken op de oude matras gedanst, zo was hij geschrokken.
Het bed had onder de witte lakens blijkbaar een onzichtbaar ander leven gekend. Kringen en bruinrode plekken op de vaal geworden damasten tijk. Smerig en versleten was het, een vage muffe lucht kwam er vanaf. Hij wilde die niet inademen. Dat bruine was geen poep. Het moest bloed zijn. Van zijn moeder. De oudere jongens hadden het daar wel eens over, over dat en andere dingen. Maar niet tegen hem; hij wist daar bijna niets van. Maar er moest iets van waar zijn.