Afb. 1.2
Afb. 1.2 Foto:

Een verhaal over ijzeren windwatermolens (deel 1)

De molen in het natuur- en recreatiegebied 'De Vliegers' (zie afb. 1.1 molen bij 'De Vliegers')

De Zuidelijke Randweg in Middelharnis werd op 25 juni 1999 geopend. De strook natte natuur, bekend als het natuur- en recreatiegebied 'De Vliegers', kreeg sindsdien gestalte en werd in de loop van 2002 opnieuw ingericht door het toenmalige Waterschap Goeree-Overflakkee, in samenwerking met het Zuiveringsschap en de Provincie. Op 16 juni 2003 verleende dit Waterschap vergunning aan de toenmalige gemeente Middelharnis voor onder andere het verbreden van de watergang en het plaatsen van een ijzeren watermolen. De molen kreeg de functie van het in circuit op waterpeil houden van het natuur- en recreatiegebied. Het is, zoals hierboven reeds opgemerkt, de enige nog werkende onderbemalingsmolen op Goeree-Overflakkee, en: "je ziet hem als je er erg in hebt". Het is een zogenaamde Bosmanmolen, type '77, uitgevoerd met op dat moment nog polyester wiekbladen en windvanen. Verderop volgt uitleg over de verschillende typen Bosmanmolens, zo ook over de werking van dergelijke molens in zijn algemeenheid.

Onderbemaling

De term onderbemaling wordt gebruikt voor bemaling van kleine percelen, maar ook voor bemaling binnen een groter te bemalen gebied.

Het waterpeil in een bepaald gebied in een polder wordt daarbij kunstmatig verlaagd (of verhoogd) ten opzichte van het overige deel van die polder.

Het water wordt uit de sloot, kreek of watergang van het onderbemalingsgebied gepompt naar een hoger gelegen watering. De opvoerhoogte is slechts gering. In deze situatie zeggen we dat de molen – het bemalingswerktuig – uitmaalt. Het omgekeerde, dus inmalen, kan zich ook voor doen. Het betreft dan meestal een afgesloten hoger gelegen gebied dan de omringende gronden. Het aldaar algeheel geldende waterpeil kan dan te laag zijn voor het hoger gelegen perceel. Er moet dus water worden ingemalen. De molen moet daarop wel zijn ingericht/aangepast.

Windwatermolens

De ijzeren windwatermolens, uitgerust met een wiekenkruis, waarover het gaat in dit eerste deel, hebben voorgangers gehad en zijn daarvan in zekere zin afgeleid. Het waren vaak houten molens, soms door de plaatselijke timmerman gemaakt, met een beperkte opvoerhoogte. Zo richtte zich timmerman M.J. Kimmel uit Oud-Beijerland in 1928 tot de H.H. landeigenaren en landbouwers met een aanbod van windwatermolens voor het regelen van overtollig water. We komen ze in onze noordelijke provincies nog tegen in veenweide- en natte natuurgebieden.

De firma Bosman uit Piershil bracht omstreeks 1929 de eerste ijzeren versie als geheel nieuw concept op de markt. Deze molen was en is nog steeds bijzonder geschikt voor onderbemaling van één of enkele percelen. Bosman was overigens niet de enige producent die zich richtte op het vervaardigen van ijzeren windmolens. Ook bijvoorbeeld de firma Hertog uit Moerkapelle en de gebroeders Bakker uit IJlst kwamen met eigen varianten. Een gerestaureerd restant van een oude Hertogmolen staat onder Achthuizen. Op Goeree-Overflakkee hebben voornamelijk door de firma Bosman vervaardigde molens gestaan. Naast dit type heeft op Goeree-Overflakkee ook voor bemaling (zowel voor onderbemaling als voor het oppompen van water) de in Duitsland of in Nederland geproduceerde windmotor gefunctioneerd vanaf de beginjaren 1900. Dus eerder dan de Bosmanmolen, die pas vanaf 1929 in bedrijf kwam. Deze windmotoren waren een afgeleide van de Amerikaanse windmotor. Kenmerkend voor de windmotor is het windrad in plaats van het wiekenkruis. Het is een veel grotere molen, zowel qua formaat, maar ook qua capaciteit wat betreft het uitslaan of oppompen van water en met een heel andere ontstaansgeschiedenis. In volgende delen van deze serie komt ook dit type molen verder ter sprake.

Bosman

De naamgever van het bedrijf, dat thans bekend staat als 'Bosman Watermanagement' en vanaf 1929 tot nu toe in Piershil is gevestigd, is Bastiaan (Bas) Bosman (Charlois 1904-Pierhsil 1992). Zijn naam is als merknaam aan de door de firma vervaardigde molens verbonden. Bas Bosman is de zoon van Arie en Cornelia den Boer uit Charlois. Arie had een eigen smederij en was onder meer hoefsmid en wagenmaker. Bas werd in 1929 smid in Piershil en werkte later samen met zijn broers Willem en Koos. Behalve landbouwwerktuigen en ander smidswerk kreeg hij hoe langer hoe meer weidemolentjes van boeren uit de omgeving ter reparatie aangeboden. Al doende kwam Bas tot het inzicht dat er door het aanbrengen van verbeteringen/veranderingen meer rendement uit een weidemolen kon worden gehaald. Rond 1929 kwam Bosman, met een geheel eigen concept molen op de markt. Er was daarbij dan nog sprake van handmatige bediening. De molen beschikte over één windvaan (staartvaan). De zijvaan ontbrak toen nog. Om het mogelijk te maken dat de wieken zich recht in de heersende windrichting, dan wel haaks op de wind konden stellen, werd in een kwadrant (d.i. een kwart van een cirkel) een tandheugel aangebracht. In deze tandheugel draaide een rondsel waarmee handmatig de staart van de molen met de windvaan op elke stand tussen de 90o en 180 ° zijwaarts kon worden gedraaid waardoor de wieken uit de wind werden gedrukt en de molen stopte met malen. (zie afb. 1.2 molen met stang voor de handbediening en afb. 1.3 voorbeeld van een kwadrant)

Dit type molen produceerde de firma Bosman in de beginjaren van haar bestaan en maakte in later jaren nog gebruik van dit model. Vrij snel volgden halfautomatisch en vol automatisch werkende molens met twee windvanen (een hoofd- en een zijvaan).

Bij alle Bosmanmolens is er op het punt waar de horizontale rotoras (het asdeel waaraan de wieken zitten) de draaiende beweging overbrengt op de verticale motoras (dit is de as waaraan via de pompas de centrifugaalpomp zit) sprake van een haakse tandwieloverbrenging (zie afb. 1.4 haakse overbrenging).

Bosman maakte daarbij van meet af aan handig gebruik van de achterassen/cardanassen van Ford-auto's van de dump. In het prille begin (1929) waren dat een paar maal assen van de T-Ford. Snel daarna ging Bosman de achterassen van de A-Ford gebruiken. (zie afb. 1.5 auto van de landbouwsmederij van de gebr. L.W. en H. van Immerzeel te Melissant, met aan de achterzijde van de auto de cardanas). Bosman gebruikte ze tot circa 1960. Verder werden tussen 1932 en 1948 de achterassen van de Flathead Fords V-8 gebruikt. Na de oorlog werden de V-8's verkregen uit de legerdump; dus wat voorhanden kwam en goed bruikbaar was, werd voor de molens gebruikt. De assen kwamen van de Amerikaanse 'Ford USA' dan wel van 'SAF' uit Frankrijk die de Ford in licentie bouwde (later Simca). De V-8 assen zijn, tot ze niet meer verkrijgbaar waren, tot beginjaren 1970 gebruikt. Een enkele keer werd teruggegrepen op oude A-Ford assen of er werd gewerkt met nieuw gemaakte voordeksels en hoofdstaartbomen en met nieuw gemaakte tandwielen: de V-8/2. Hierna kwam halverwege de jaren 1970 de modellen WBC en de '77 – die van de molen bij 'De Vliegers – op de markt. De '77 werd gemaakt tot 2004. In dat jaar volgde de Bosmanmolen type B4. Vooral aan de kop van de molen zijn verschillende typen te onderscheiden, maar er zijn meer detailverschillen. (afb. 1.6 is de A-Ford, afb. 1.7 is de V8-2, en afb. 1.8 is de '77 zoals bij de molen bij 'De Vliegers'. Met duidelijke typeverschillen)

Expert met landelijke bekendheid op het gebied van Bosmanmolens en er beroepsmatig mee bezig, is Cor Bus uit Oost-Knollendam (NH). Hij reviseert Bosmanmolens en (her)plaatst ze. Informatie over het herkennen van de verschillende typen en over de werking van de Bosmanmolen is mede ontleend aan diens gegevens. Ook de heer Dik Bosman, een zoon van de grondlegger, verschafte ettelijke gegevens, waarvoor hartelijke dank. Zie verder o.a. www.windkracht-service.nl en www.molendatabase.net en www.piershil.com en www.bosman-water.nl

Het succes van de Bosmanmolen is toe te schrijven aan de volautomatische werking van de molens. De molens hebben een smalle toren die bestaat uit vier ijzeren torenstijlen met daartussen schoren. De hoogte bedraagt meestal 4 of 7 meter, afhankelijk of er veel wind-belemmerende obstakels in de omgeving voorkomen. De fundering, oftewel 'put', die in het prille begin nog uit houten balken bestond, (zie afb. 1.9 fundering / put) wordt gevormd door een betonnen bak waarin onder water de centrifugaalpomp is gesitueerd en op de hoeken is voorzien van betonnen platen die radiaal naar buiten toe uitsteken. Aanvankelijk liet Bosman de funderingen voor zijn molens maken bij de cementfabriek van Bottenberg in Piershil en tussen 1930-1940 bij Van Bodegom in Spijkenisse. Na 1947/1948 ging Bosman over tot het zelf vervaardigen van de putten. Nog steeds worden de duurzame betonnen pomphuizen toegepast in betonnen onderbouw.

Het wiekenkruis (zie afb.1.10 wiekenkruis) is aan het uiteinde van de horizontale as bevestigd. De vier wiekenbladen zijn enigszins schroefvormig (getordeerd) en bevestigd op twee rondstalen roeden. De diameter van het gevlucht is 3 of 3,6 meter. Op de achterzijde en de linker zijkant van de molenkop/kap zijn twee buizen gemonteerd, waarin twee windvanen zijn gestoken. De vanen zijn daardoor draaibaar en hun bladen staan altijd loodrecht op elkaar. De windvanen hebben vaak de vorm van een pijl en vermelden doorgaans de naam van de producent, soms het octrooinummer. Ze grijpen in op een lange stang die naast de verticale motoras naar beneden loopt en aldaar is verbonden met een op de voet scharnierende bedieningsarm.

Aan de bedieningsarm is een vlotter gemonteerd (zie afb. 1.11 met vlotter en krooshek). Op het moment dat het water stijgt, gaat de vlotter mee omhoog en duwt de bedieningsarm met de stang omhoog, waardoor de achtervaan in verticale positie komt en de zijvaan in een horizontale. De zijvaan vangt dan geen wind en de wieken komen recht op de wind te staan en de molen zal water uitmalen. Het water zal daardoor zakken, de vlotter zakt mee en de vanen veranderen weer van positie, het wiekenkruis zal geleidelijk aan uit de wind komen te staan en het uitmalen stopt uiteindelijk. De vlotter kan afhankelijk van het gewenste peil worden ingesteld. Bij een molen die uitmaalt, zit de vlotter aan de zuigzijde, de zijde waar de pomp het water aanzuigt. Om te voorkomen dat er vuil in de pomp terecht komt, is aan die zijde ook een krooshek geplaatst.

Op cruciale onderdelen van zijn molen vroeg Bosman in 1937 vijf octrooien/patenten aan. De patenten vervielen op 16 oktober 1955 wegens afloop van de maximale duur.

Patent NL 42037 (zie afb. 1.12 met octr.nr.) had betrekking op de automatische windvaanverstelling via het waterniveau aan zuig- of perskant van de molen.

NL 46789 betrof de handbediende windvaanverstelling middels een kwadrant met rondselstang.

NL 84965 betrof de lager-as afdichting bij de pompwaaier.

NL 8204337 had betrekking op tegengesteld draaiende wiekbladen in combinatie met een verticale aandrijflijn.

NL 8204338 tenslotte, handelde over een windmolen met hulpwindroos in plaats van een windvaansysteem.

Soms is een dergelijk nummer nog terug te vinden op een metalen plaatje op de molen, zoals bij een Bosmanmolen onder Hellevoetsluis. Overigens, het tel.nr. 16 dat tevens op dit plaatje is te zien, behoorde Bosman toe tussen 1932 en 1958.

De afnemers van Bosman waren tevreden met de molens die hij leverde en het bedrijf groeide. Uit het hele land kwamen op den duur aanvragen binnen. Volgens krantenadvertenties van Bosman werd personeel geworven, bijvoorbeeld constructiebankwerkers en draaiers, daar waar een molen werd geplaatst en dat was nogal eens in Friesland. Bas Bosman werd opgevolgd door diens zoons Jaap en Dik; Jaap werd de commerciële man en Dik de techneut. Tussen 1990 en 1998 opereerde de firma onder de vlag van Stork. Daarna werd het bedrijf weer zelfstandig tot nu toe. De naam 'Bosman' is steeds blijven bestaan. De directie is evenwel in andere handen overgegaan, buiten de familie. Bosman Watermanagement opereert internationaal. Behalve het maken en plaatsen van de bekende wind-gedreven Bosmanmolens en de elektrificatie van bemalingssystemen, houdt de firma zich bezig met het ontwerpen en vervaardigen van duurzame en visvriendelijke pompinstallaties en (riool)waterzuiveringen. Zo werd in 2001 van de hand van Bosman Watermanagement een tijdelijke beluchting bij de rioolwaterzuiveringsinstallatie (RWZL) te Middelharnis in gebruik genomen.

In deel 2 zal worden ingegaan op Bosmanmolens die op ons eiland nog te zien waren beginjaren 2000, maar in 2018 definitief waren verdwenen. Eén ervan betrof een restant.

Afb. 1.1
Afb. 1.4
Afb. 1.3
Afb. 1.5
Afb. 1.6
Afb. 1.7
Afb. 1.8
Afb. 1.9
Afb. 1.10
Afb. 1.11
Afb. 1.12
Afbeelding