Zinnebeeld van verzoening

In de zaal waar de Heere Jezus voor Zijn uitgang uit Jeruzalem het avondmaal met en voor Zijn discipelen heeft ingesteld, heeft Hij veel gesproken, maar ook veel gedaan. Na het eten van het brood en het drinken uit de drinkbeker stond de Heere Jezus op van het avondmaal. Legde, zo schrijft Johannes, Zijn kleren af, nam een linnen doek, omgordde Zichzelf, goot water in het bekken en begon de voeten van Zijn discipelen te wassen en droogde die af met de linnen doek, waarmee Hij omgord was.

Opnieuw een bewijs dat Hij niet gekomen was om gediend te worden, maar om te dienen. Met de daad van de voetwassing gaf Hij het voorbeeld dat de dienst aan de naaste door Zijn discipelen, door Zijn volgelingen van alle tijden en plaatsen niet vergeten mag worden en niet verwaarloosd kan worden. Hij, de Heere en Meester, boog zich voor Zijn leerlingen en verrichtte in aller tegenwoordigheid het werk van een slaaf. Wat geen van Zijn discipelen wilde doen, dat deed Hij. Hij vernederde Zich en Hij bleef Zich vernederen, hoeveel te meer zullen dan Zijn volgelingen elkaar dienen en behulpzaam zijn. Zich niet te hoog en te voornaam achten om te dienen en de minste te zijn.

De voetwassing is echter niet alleen een voorbeeld dat door ons in praktijk gebracht moet worden, maar tevens zinnebeeld van verzoening van schuld en vergeving van zonden. Het predikt ons het wel of niet deel hebben aan de Heere Jezus Christus. Deel hebben aan Hem, dat is gewassen zijn in Zijn bloed. Deel hebben aan Hem, dat is delen in Zijn volbrachte werk. Geen deel hebben aan de Heere Jezus betekent dus niet gewassen te zijn in Zijn bloed en niet gewassen zijn is staan buiten Zijn werk, buiten Zijn verworven weldaden. Die weldaden zijn verzoening van onze schuld, vergeving van onze zonden en het bezitten van het leven, het eeuwige leven hier in beginsel en eenmaal volkomen. Laat u dan nog wassen door Hem, Die dat doen kan en doen wil. Laat u als zondaar. als reddeloze, dan nog redden door Hem, Die u redden kan en redden wil. Van huis uit ziet niemand naar Hem uit, wil niemand door Hem gewassen worden.
Wij zijn van Hem en Zijn dienst niet gediend, wij willen niet van genade leven. Wij dragen zo graag het onze aan voor onze redding en zaligheid en verwachten dat de Heere ons op grond daarvan genade zal bewijzen. Dat is echter een grote vergissing Alles wat wij menen te bezitten en aan willen brengen is ten enenmale onvoldoend, het heeft voor God geen waarde. Al onze gerechtigheden, wat dat ook is, zijn en blijven voor God als een wegwerpelijk kleed. Wij moeten gereinigd, gewassen worden, want indien de Heere Jezus ons niet wast, dan hebben wij geen deel aan Hem.
Buiten de Heere Jezus Christus is geen leven en zonder Hem is er geen gemeenschap met God mogelijk. Ons behoud is zeker, ligt vast in de Heere Jezus Christus, want die eenmaal gewassen is, die is geheel rein.

Zijn die mensen dan zonder zonden en gebreken? Helaas niet en dat geeft verdriet. Zij moeten iedere dag belijden gezondigd te hebben in gedachten, woorden en daden, maar ondanks al die zonden ziet God hen aan in de Heere Jezus Christus en worden hen de zonden niet meer toegerekend. De Heere dekt hen met de mantel van Christus' gerechtigheid en zij mogen hun klederen wit wassen in Zijn offerbloed. In Christus' bloed ligt de rechtvaardigmaking vast, maar ook de heiligmaking. Daarom blijft de bede: 'Vergeef ons onze schulden' een dagelijkse vereiste.
Het bloed van Jezus Christus heeft ook geldigheid in de hemel en de medelijdende en biddende Hogepriester staat er voor in dat de Zijnen, de gewassenen door Zijn bloed, eenmaal zonder vlek of rimpel voor de troon van Zijn Vader zullen staan. Daar zullen zij Hem, Die Zijn bloed voor hen gaf. eeuwig danken voor wat Hij voor ze heeft gedaan.

Deze overdenking stond eerder in Eilanden-Nieuws van 23 maart 2001.