1 februari 1953
De herinneringen blijven, als de dag van toen…

1 februari 1953, 's morgens om half vijf word ik wakker van het lawaai, het was windkracht 12 en hoger. Ik zag het water aankomen. Het kwam drie meter hoog tegen de dijk en dan stond het even stil, maar tot mijn schrik kwam daar nog eens drie meter water overheen en zo klapte het tegen de boerderij. Het was 'n kabaal van jewelste en overal gegil van de mensen en dieren en paarden.
Wij zijn gevlucht naar de zolder (twaalf kinderen). Mijn vader en moeder en zus, die mijn jongste broertje van 13 maanden onder de arm had, waren nog beneden. Vader hielp moeder de trap op en ging naar beneden om zus te halen, mijn broertje glipte uit haar armen en we hebben hem nooit meer gezien. Toen zijn ze toch nog, ondanks de kracht van het water, de zolder op kunnen komen. Ze waren net boven toen de trap weg sloeg. Het was alsof we midden op zee zaten in een verschrikkelijk zware storm. Het water kwam nu ook op de zolder. Toen zijn we met z'n allen (vijftien mensen) naar de vliering gegaan, alles bewoog en kraakte.

Mijn vader zei: "Pak allemaal 'n balk vast, want misschien kom je in het water terecht." Het dak kraakte en in de voorgevel kwam een scheur. In het begin 10 centimeter, maar hij werd steeds groter en groter. De scheur ging open en dicht. Er was geen mens die wat zei, we waren allemaal stil. Staande in ons ondergoed. We hoorden veel geschreeuw van mensen, koeien en paarden, het was heel beangstigend. Het dak begon zó erg te kraken, dat ik tegen mijn vader zei dat we naar het platje moesten gaan. Zonder dat er wat gezegd werd, ik was toen 17 jaar, kwamen ze mij allemaal achterop en we waren net op het platje en stonden tot onze knieën in het ijskoude water, toen de pannen en de schoorsteen naar beneden rolden en even later zakte de hele boerderij weg in de golven. Alleen het platje bleef staan!

We hoorden nog één van onze jong paarden hinnikend weg zwemmen. Een dag later hebben ze hem van tussen het wrakhout kunnen redden, aangespoeld in het dorp. Tot 's avonds vijf uur stonden we daar in het water, dat tot boven onze knieën kwam, in ons ondergoed. Toen kwam er een roeiboot met twee dappere schippers van 70 en 75 jaar: Kanters en De Rooy, zij haalden ons van het platje. Het was vijftig meter van de dijk vandaan. Ze hebben er elke keer een uur over gedaan om ons te bereiken. Eerst moeder en de kleinste van drie en daarna de rest in gedeeltes. We waren zó stijf dat we niet meer op onze benen konden staan en verbazen ons er nu nog over dat we niet allemaal een longontsteking hadden opgedaan! Misschien was dat wel zo, maar dat is eigenlijk niet zo belangrijk bij zo'n gebeurtenis.

Wij hebben twee dagen bij molenaar Van Schelven aan de Molendijk doorgebracht en daarna zijn we per schip naar Den Bosch gebracht en opgevangen. Mijn opoe en jongste broertje zijn verdronken, evenals een neef. Sommigen hebben op tijd kunnen vluchten of de woningen hebben het gehouden in de storm. Bij ons is alles weggespoeld: de boerderij, koeien, paarden, tractoren en landbouwwerktuigen aan de Buitenwijk 96 (Oudelandsedijk Oude-Tonge). Het platje van 4 bij 5 meter is blijven staan. Het was een wonder zo beschermd te blijven!
Dank U, Heer. Het is onbegrijpelijk.

A.J. Pollemans (83), Jans zoon.
Patientieweg 3
4515 SN IJzendijke