Joke Verweerd – Snoeitijd (8)

Zijn bagage is er vlot. De koffer achter zich aan trekkend worstelt hij zich langs de dubbele rij mensen die met verwachtingsvolle ogen de uitgang blokkeren. Wat een drukte! Rondkijken hoeft niet, zelfs niet naar een roodharige vrouw; er staat niemand op hem te wachten. Hij loopt naar het wisselkantoor en houdt voor het eerst van zijn leven euro's in zijn handen. Nu een treinkaartje!
Terwijl hij naar de balie loopt, werpt hij even een blik op de vreemde biljetten. Ze kunnen hem niet bekoren, hij heeft ook geen idee wat ze waard zijn. Enkele reis, tickets zijn hier maar een dag geldig. De vriendelijke jongeman achter het loket heeft de manieren van een meisje. Attent geeft hij ongevraagd de informatie op welk perron Chiel zijn trein vinden kan. Het smaakt, het Hollands, al klinkt zijn eigen stem hem vreemd in de oren. Net op tijd bedenkt hij dat een fooi niet gebruikelijk is hier. Chiel steekt zijn hand op en de jongeman groet nogmaals.
De trein glijdt binnen als hij de rolbaan afstapt. Het is niet druk in het compartiment, maar toch heeft hij de indruk dat er weinig ruimte is. Hij schuift een Duitse krant en een leeg bierblikje opzij. De afvalbak onder het tafeltje puilt uit. Als de trein vertrekt, rolt er een koffiebekertje onder de bank vandaan. Hij schopt het terug. Hij is niet te beroerd om iets op te ruimen, maar hij weet niet waar hij het zou moeten laten.
Er kruipt iets van weerzin naast het onvoldane gevoel; misschien wil hij gewoon niet hier zijn. Als dat zo is, zal het verblijf nog korter zijn dan de vorige keer. Twaalf jaar geleden, 1991, na de begrafenis van zijn vader, had hij slechts een halve dag rondgehangen op Meijlanden. Hij was niet verder gekomen dan de eerste boomgaard en had de komst van de notaris niet afgewacht. Lodewijk was duidelijk genoeg geweest. Lodewijk gaat altijd harder schreeuwen naarmate hij meer ongelijk heeft. 'Ik zie je wel kijken! Je barst van de kritiek, je denkt dat je recht van spreken hebt ook nog! Maar wat weet jij van de plannen, de regeltjes, de kleine lettertjes, de voorschriften en de quota die hier gelden!'
'Jij regelt het maar, ik zeg niets, Lode. Het is mijn bedrijf niet, ik weet niets meer van de fruitteelt hier.'
Lodewijk was giftig geworden, want bemoeien was niet goed en afstand houden was ook niet goed. 'Als jij dan later ook je mond maar houdt. En als jij maar nooit vergeet dat wij nu opdraaien voor moeder.'
'Als dat je hoog zit, mag je Catharina daarvoor een normaal salaris betalen van mijn deel. Daar wil ik mijn handtekening wel onder zetten. Ik waardeer het dat jullie die taak op jullie nemen. Maar dat het er hier zo bijstaat, dat had anders gekund.'
'Dat snijdt me door de ziel,' had hij willen zeggen. Misschien had dat meer indruk gemaakt. Lode was zelf ook altijd nogal scheutig met grote woorden.
Maar later was hij blij geweest dat hij zich niet had laten gaan. Het boeken van de terugreis was een kwestie van een telefoontje, waarin hij zei dat er haast bij was. Het ging niet meer hier. Mocht hij gedacht hebben dat de dood van de oude Willem van der Meij enige toenadering zou bewerkstelligen, dan had hij het dus mis. Binnenshuis, in de nabijheid van Catharina, was het al helemaal niet uit te houden. Ze deed zo krampachtig haar best om Lodewijk niet tegen de haren in te strijken. Lodewijk die elke blik leek te onderscheppen. Catharina kon wel goed liegen, maar niet met haar ogen. Als het weer zo zou zijn, dan zou hij zijn retourticket opnieuw snel nodig hebben.

Na de tunnel probeert hij vertrouwd te raken met de bebouwing en het landschap, maar er is vooralsnog geen herkenning. Amsterdam is als elke andere grote stad. Pas na een kwartier komt er het uitzicht over de weilanden. Hij schurkt zich in de hoek en verdringt een geeuw. Nu zal hij binnen een minuut wel een paar grazende koeien hebben gezien, belooft hij zichzelf en hij krijgt gelijk.
Alweer een halte. De trein heeft geen kans om op snelheid te komen. Ze gaan hier niet sneller. Dit drassige land verdraagt geen tempo. Alles is traag, maar onverzettelijk.
Had hij niet beter een auto kunnen huren?
Het meisje tegenover hem slaapt of doet alsof. Ze is niet knap. Hij zou niet kunnen zeggen welke nationaliteit ze heeft. Spaans of Turks, vermoedt hij. Niet Nederlands. Net als met de taal is het ook maar dun gezaaid met de mensen zelf. Zelfs de vrouwenstem via de intercom van de trein heeft een accent en kondigt de volgende halte zelf tweetalig aan. Ook hier een nieuw station en je krijgt de waarschuwing voor zakkenrollers er gratis bij. Had hij dan toch op een soort thuiskomst gerekend? Het is immers een prima bevestiging dat hij hier niet hoort.
koffie zou niet gek zijn nu!
Het meisje schudt haar haar los en friemelt aan het zilveren knopje in haar neusvleugel. Chiel schat haar op achttien jaar. Het ding in haar neus maakt haar nog minder mooi. Zo'n vurig rood gaatje, zou dat ooit weer dicht kunnen groeien?
'Heb ik wat van je aan, schat?' vraagt ze in het zuiverste Nederlands.
Chiel schiet in de lach. 'Ik mag hopen van niet!' zegt hij met een blik op zijn koffer in het bagagenet boven hem.
Zij kan er niet om lachen en staat op. Uitdagend rekt ze haar armen en spant haar borsten. Ze kijkt of hij kijkt voor ze heupwiegend en kauwgum kauwend door het gangpad loopt.
De coupé is bijna leeg nu, Chiel sluit zijn ogen. Het lage land ligt onder een donker pak wolken. Nergens is de horizon leeg; de kerktorens hebben altijd weer een groep huizen rond zich getrokken.