Afbeelding
Foto:

Waterpokken

Onze oudste had er al een tijdje zorgen over: de waterpokken. Die waarden namelijk - geenszins gehinderd door hoestende, proestende en knuffelgrage kleuters - al een tijdje op school rond. En terwijl ook in de klas van de oudste de ene na de andere kleuter na een paar dagen van afwezigheid gepokt weer schoolwaarts toog, nam de bezorgdheid toe. "Wist je dat je heel ziek kunt worden van de waterpokken als je al wat ouder bent?" vroeg onze dochter mij, terwijl ze haar armen afspeurde naar sporen van ontluikende waterpokken. "Ja, dat klopt," zei ik gedachteloos. "Als door een mug gestoken, sprong onze oudste op. "En ik ben al vijf, mama. Dat is best oud." Opeens wist ik waar dit gesprek heenging. "Nee, joh," zei ik. "Jij bent nog hartstikke jong. Weet je wie pas oud is? Papa!" "En die heeft ze al gehad," voegde mijn dochter toe. Ik knikte opnieuw. "En ik niet," hoorde ik haar verontrust mompelen. "Ik krijg ze nog."

Een week later kwam haar voorspelling uit. Verdrinkend in zelfmedelijden hing ze op de bank, ondertussen haar waterpokken inventariserend. "Nu zit er ook al één op mijn voet," bromde ze. We maakten havermout-badjes, smeerden haar in met een soort mousse die beweerde de jeuk te stillen en na een dag of twee was ze - ondanks dat ze uiterlijk nog steeds verdacht veel weghad van een krentenbol - weer een eind de oude. "Gefeliciteerd, je hoort nu bij de club van waterpokken-overlevenden," zei mijn man op theatrale wijze. "En weet je wat het mooiste is? Je kunt ze niet nog een keertje krijgen!" Haar gezicht klaarde op. Om direct weer te betrekken. "Eigenlijk," zei ze aarzelend, ongetwijfeld terugdenkend aan die lange badderpartijen, onaflatende aandacht van de wijde omgeving en eindeloze chillsessies op de bank, "vind ik dat wel jammer."