Hier zit hij!

Het is alweer lang geleden, maar het is één van die meldingen die je nooit vergeet. Door de meldkamer werden we gevraagd te gaan naar een adres ergens in de Afrikaanderwijk, op Rotterdam-Zuid. De bewoner was al een poos niet gezien door de buren en ze vertrouwden het niet helemaal. Ter plaatse gekomen in het portiek op twee hoog vonden we de woning. Tegen de voordeur stonden de onderdelen van een uit elkaar gehaalde kast gestapeld. Vreemd, dachten we. Toen ging de deur van de woning ernaast open. Een man van Noord-Afrikaanse afkomst deed open en op de vraag of hij gebeld had, antwoordde hij met een knikje.

"Is deze kast van u, meneer?" Eenzelfde knikje volgde. "Waarom staat die dan tegen de voordeur van uw buurman aan?" Schouderophalend antwoordde hij dat de buurman al lang niet thuis was. Met tegenzin haalde hij op ons verzoek de delen van de kast weg en konden we bij de voordeur. Kloppen, bellen, bonken en roepen, maar er werd niet open gedaan. We besloten door te pakken en de deur open te breken. Na een paar keer maat 46 tegen de deur te hebben geplant, vloog deze open.

Een lucht van afval kwam ons tegemoet. In de woning was het een enorme bende. Althans, er lag veel afval, maar het was op een bepaalde manier wel geordend. In de woonkamer was een muur van melkpakken gebouwd. In een slaapkamer stond de leesmap tot aan het plafond opgestapeld en door het hele huis stonden vuilniszakken waarvan de inhoud zich liet raden.

De brandweer moest er aan te pas komen…

De bewoner was echter in geen velden of wegen te bekennen. Alle ruimtes doorzocht, op één na. Terwijl ik in de hal stond, met mijn rug tegen de muur, tegenover de deur van het toilet, vroeg mijn collega of ik al op het toilet had gekeken. Dat had ik nog niet. Mijn collega opende de deur van het toilet, beiden keken we door de geopende deur naar binnen. "Hier zit hij!" riepen we allebei en mijn collega gooide met een klap de deur weer dicht.

Het beeld van de bewoner op het toilet zal ik u besparen. Later hoorden we dat hij daar al ongeveer tweeënhalve maand gezeten moet hebben. De brandweer moest er aan te pas komen om de bewoner met een hoogwerker uit de woning te halen. Hoe eenzaam moet deze man geweest zijn, dat in tweeënhalve maand tijd niemand zich om je heeft bekommerd, de buren hun kast tegen je voordeur stapelen en je broer twee straten verderop woont.

"Wat zegt u? Zijn broer twee straten verderop?" Ja, inderdaad! Later hoorde ik van de collega's die aan de deur zijn gegaan om het slechte nieuws te brengen de reactie van de broer. "Is hij dood? Als je maar weet dat ik niks betaal!" Waarop hij de deur in het gezicht van de collega's dichtsloeg.