Licht na een Donker Avontuur

Soms werd ik midden in de nacht gebeld, of ik komen wilde. Ik was jong en vol energie, dus altijd weer vol goede moed op pad. Besefte ik wel genoeg de nood van die ander, die ik bezocht? Wat beleeft iemand, die in een sterfkamertje ligt? Misschien zijn mijn woorden soms te makkelijk uitgesproken, bijna goedkoop. Maar toch, er waren ook gouden momenten. Soms merkte je dat een Psalmvers, op de zondagsschool geleerd, op het sterfbed terugkwam. Vol overgave mocht de zieke dat lied nog een keer horen en dan bewogen de lippen zich. Groot is de vrede om na de levensreis zich tenslotte voorgoed te verliezen aan God, omdat Jezus Christus stierf voor de zonden.

Onlangs keerden de rollen zich plotseling om. Ik was niet degene die een ander bezocht. Ik hunkerde naar iemand die mij bezocht. En tegelijk was ik te ziek om iemand te ontvangen. Drie nachten op rij was het stikdonker. De dood keek me aan. Ik voelde hoe sterven zou voelen. Alles loslaten. Je werk beëindigen. Vrouw, kinderen en kleinkinderen achterlaten. Het waren lange bange nachten. De vierde nacht was het dieptepunt. Geen uitzicht meer. Ik riep tot God! Ik vroeg: "Bent U er nog? Hoort U mij wel? Help me toch!"

U zult het bijna niet kunnen geloven, maar plotseling werd het licht. Ik kreeg weer hoop en verwachting. Het ging zingen vanbinnen: "Ik zal niet sterven, maar leven en de werken van de Heere vertellen" (Ps. 118). De Heere legde héél Ouddorp op m'n hart en de gevangenen in Roemenië kwamen héél dichtbij. Ik mag nog leven! Getuigen! Wat een wonder! Mijn vrouw en ik hebben midden in de nacht God geprezen voor Zijn grote goedheid.

En toen onverwachts die ontmoeting met een onbekende stuurman. Of hij een zootje vis mocht brengen voor de dominee, die geen vlees meer eet. Wie was hij dan? Hij kwam en ging vertellen. Enkele jaren geleden had hij in de zee gelegen, de dood voor ogen. Overboord geslagen. Afscheid nemen van alles. En toch zich aan God te mogen verliezen. Kotters voeren langs, maar men zag hem niet. Toen dat wonder: God zag hem wel. Na twee uren worstelen, kopje onder. Nog één keer boven gekomen en toen gegrepen door een sterke hand. Zat Gods hand daarachter? Onze harten smolten samen. We deelden elkaars verhalen. Samen maakten we God groot. Onze vrouwen waren getuigen. Te mooi om ooit te vergeten.