De vaten worden aan land gebracht in de haven van Goedereede.
De vaten worden aan land gebracht in de haven van Goedereede. Foto:

Naam van schip dat 'Goereese port' vervoerde bekend

GOEDEREEDE – Dat er in oktober 1918 een groot aantal portvaten aanspoelde bij Goedereede is algemeen bekend. De laatste jaren wordt er zelfs jaarlijks uitgebreid aandacht besteed aan deze bijzondere vondst tijdens de Goereese Portdagen. Dit jaar heeft Giel Lokker een bijzondere ontdekking gedaan. Via tal van omwegen heeft hij de naam en meer bijzonderheden van het schip dat tijdens de schipbreuk de vaten vervoerde kunnen achterhalen.

Door Adri van der Laan

Over de vondst en de veiling zijn wel een aantal bijzonderheden bekend. Zo werden er 434 vaten portwijn aan land gebracht en deze vaten werden door de strandvonder op 1 en 2 november 1918 geveild. De veiling bracht f. 300.470,64 op. Omgerekend is dat een bedrag van ca. 2 miljoen euro. Deze prachtige opbrengst bezorgde de vissers en de bewoners van de plaatsen Ouddorp, Goedereede en Stellendam een zeer goed financieel jaar. Waarschijnlijk was het schip op een mijn gelopen en ergens in de buurt van Goeree gezonken. De naam van het schip is in later jaren nooit achterhaald. Waarschijnlijk zijn daar ook geen pogingen tot gedaan. De organisatie van de Goereese Portdagen vond het 'verhaal' niet compleet als niet de naam van het schip bekend zou worden. Desirée van Halewijn uit Goedereede nam contact op met Giel Lokker van Lokker & Reitsma, het bedrijf uit Stellendam dat actief is op het gebied van scheepvaart expertises.

Het heeft voor Giel heel wat tijd gekost voordat hij het antwoord had gevonden. Maar tijdens de laatst gehouden 'Portveiling' in november in Verenigingsgebouw Oostdam, kon hij met enige trots de uitslag van zijn zoektocht bekendmaken. In een presentatie beschreef Giel tijdens die bijeenkomst hoe zijn onderzoek was verlopen. Over het schip was niets bekend, want de documenten en kranten die tot nu toe bekend waren vermeldden niet de naam van het schip waarvan de vaten port afkomstig waren. Ook bij het Streekarchief Goeree-Overflakkee kon men hem niet verder helpen.

Ingangen

Giel had maar klein aantal 'ingangen' tot zijn beschikking om zijn onderzoek te starten, dat was het register van de strandvonderij en de verkoopcatalogus. En daarin waren niet veel aanknopingspunten te vinden. Het werd voor Giel Lokker dus een hele uitdaging. Over het algemeen genomen ging men er vanuit dat de vaten afkomstig waren van een Engels schip dat op een mijn was gelopen. Maar uit het onderzoek van Giel bleken de zaken heel anders te liggen.
Hij kwam een krantenbericht in de Maas- en Scheldebode tegen van woensdag 9 oktober 1918, waarin vermeld werd dat door schipper A. Redert op zaterdag 5 oktober vier vaten wijn aan wal werden gebracht. In hetzelfde bericht stond dat de Ouddorpse vissers A. Sperling en Th. Grinwis zes en vijf vaten wijn hadden opgevist. De vaten werden bij de strandvonder afgeleverd. In de loop van oktober werden nog meer vaten door de Goereese vissers opgevist. Ook spoelden er in Hoek van Holland en in Scheveningen eveneens een aantal vaten aan, die op 29 en 30 november 1918 werden verkocht.

"Gezien het grote aantal vaten wijn dat in een korte periode werd opgevist, was het aannemelijk dat ze nog maar kort geleden en niet al te ver weg in het water waren terechtgekomen. Gezien het aantal vaten dat in totaal werd opgevist, zou het goed kunnen dat het een zeer groot deel van een scheepslading betrof", aldus Giel Lokker. Dat het schip op een mijn was gelopen was ook niet ondenkbeeldig, want aan het eind van de Eerste Wereldoorlog was de Noordzee bezaaid met zeemijnen.

Geen mijn

Giel zocht het internet af, maar vond alleen maar oorlog- en grote koopvaardijschepen, die op een mijn waren gelopen. De onderzoeker kwam niet verder en daarom besloot hij contact op te nemen met een vriend die directeur van Lloyds in Rotterdam is. Dit instituut van verzekeringen en scheepvaart beschikt over een zeer groot archief in verband met het zoeken naar het wrak van de 'LUTINE', die in 1799 met een lading goud schipbreuk leed. Bij Lloyds was men direct enthousiast en dook men de archieven in. Na enkele weken kwam bij Giel de tip binnen dat de vaten wel eens afkomstig zouden kunnen zijn van het zeilschip 'LINA'. Dit schip was in 1918 op de Goodwin Sands gelopen en verloren gegaan. Deze zandbanken liggen ten zuidoosten van de Engelse kust in Het Kanaal ter hoogte van Kent. Uit een ander document bleek dat de 'LINA' daar op 23 september 1981 haar einde vond.

De stromingen in zee ten opzichte van de ligging van het wrak en data van de opgeviste vaten vormden volgens Lokker "een goede match". Maar Giel had nog nergens iets gevonden waaruit bleek welke lading de 'LINA' aan boord had. Een klein aanknopingspunt vond Giel Lokker in de veilingcatalogus. Hier stond van elk individueel portvat vermeld van welk merk dit was. Giel besloot daarop om de bekende porthuizen in Porto aan te schrijven.

Hij kreeg heel snel een positieve reactie van het porthuis Symington, eigenaar van o.a. Dow en Graham. Zij gingen op zoek, evenals een zakenrelatie van Giel in Lissabon. Ook zocht hij zelf verder. Hij gebruikte nogmaals Google en kwam er toen achter dat de 'LINA' een Portugees zeilschip was dat uien en wijn vervoerde van Lissabon naar Londen. Het was een houten driemaster van 585 ton (NRT), die in 1889 in Baltimore (VS) was gebouwd. Het schip, met een lengte van 53,50 meter en een breedte van 10,16 meter, voer met twaalf bemanningsleden.

'Beet'

Giel voelde dat hij 'beet' had. De archivaresse van Symington kon hem toen verder helpen. Het bleek dat de 'LINA' na Lissabon Porto had aangedaan. De port was op 9, 10 en 11 september 1918 op de rivier de Douro geladen. Op de avond van 11 september vertrok de 'LINA' om 18.25 uur. Voor het laatst was zij twee dagen later nog gezien in de ochtend van 13 september, langs de kust zeilend op een noordelijke koers .

In de nacht van 22 op 23 september 1918 kwam het einde van de 'LINA'. Het schip strandde op de verraderlijke banken van de Goodwin Sands. Een gebied waar al vele schepen schipbreuk hadden geleden. Zes bemanningsleden en de kapitein bereikten de wal en overleefden de ramp. Vijf andere bemanningsleden verlieten het schip in een open boot en werden nooit meer gezien. Volgens berichten in de daarna geraadpleegde Lloyds Casualty List, werd op 4 oktober 1918 op het strand van Vlissingen een drenkeling aangetroffen. Volgens de papieren die hij bij zich had, betrof het een ongeveer 16-jarige jonge Portugese zeeman, die afkomstig was van de 'LINA'. Terloops vermeldde de Lloyds agent dat "honderden vaten wijn afkomstig van de 'LINA' noordelijk van Vlissingen waren aangespoeld".

Volgens Giel Lokker is hiermee voldoende aangetoond dat de vaten portwijn afkomstig waren van de Portugese schoener 'LINA'. Tijdens de 'Portveiling' stelde Giel Lokker voor om de Goereese Port op te dragen aan de bemanning van de 'LINA'.

De route van de LINA.
Een avond voor de presentatie vond Giel op een veiling site in de VS nog een schilderij van de 'WHITE WINGS', zoals de schoener 'LINA' oorspronkelijk heette.
Afbeelding