Joke Verweerd – Snoeitijd (4)

In haar dunne, witte nachthemd staat ze opnieuw voor het halfopen raam. Donker zijn de contouren van de bomen, de populierenhaag komt al weer in blad en de afstand naar de sterren lijkt oneindig. Haar oren op scherp, zoals altijd; ze hoort het aanslaan van de generator in het koelhuis. Het kraken van de mand van Pollux in de keuken. De wind in het jonge blad. Misschien zelfs Chiel die zich omdraait, maar dat kan ook inbeelding zijn.
Het bed is koel; ze klemt het rolkussen tegen haar buik. De slaap komt sneller dan ze dacht.

Een paar uur later haalt het gekrabbel van Pollux aan de slaapkamerdeur haar uit de sinds jaren terugkerende angstdroom. Geschrokken en bezweet schiet ze rechtop. Het is Chiel niet. Het is Pollux; ze weet het meteen. Hij doet dit eigenlijk alleen wanneer het gaat onweren. Dat kan niet, in dit seizoen onweert het hier zelden. Nog duizelig van de droom stapt ze uit bed om de deur open te maken. Hij heeft haar dit keer gered van de nachtmerrie en de migraine die daar meestal op volgt. Hij mag daarom wel binnenkomen, het is goed om niet alleen te zijn nu. Pollux legt zich met een zucht naast het bed op het gele kleed. Scheel kijkt hij naar haar op. Wie is er bestand tegen hondenogen? Vooruit dan maar. 'Je hoeft je nergens druk om te maken,' zegt ze bestraffend, 'hij komt weer terug.'
Pollux' staart roffelt zacht tegen de zijkant van het bed en ze weet dat hij op zijn manier terug zal praten als ze nog langer tegen hem praat. Ze wendt haar blik af en het roffelen wordt trager en trager. Pollux rolt op zijn zij. Dan is het weer stil; het trage, diepe ademen van de hond maakt haar rustiger.
Ze schudt haar kussen opnieuw op. Niet aan de droom denken, niet terugzakken. Haar handen strelen over haar buik. De pijn van de herinnering zit altijd daar. Het beurse, het lege. Het komt dit keer omdat Chiel weggaat. Hoe verder weg Chiel is, hoe meer het verleden haar terugzuigt.
Ze moet maar niet meer in slaap vallen nu. Meijlanden is ver en niemand weet hoe lang hij wegblijft. Meijlanden. Het oude statige huis met de naam op de dakrand. Haar voorstelling is de combinatie van wat Chiel ervan vertelde en de plaat in het fotoboek in de boekenkast. Maar vooral de foto van Catharina. Van zijn ouders heeft Chiel geen foto. Dat hij nu naar zijn moeder wil, dat is goed. Wie denkt dat hij los van zijn wortels kan leven, houdt zichzelf voor de gek. Effi weet het maar al te goed.
Toen Chiels vader stierf, was Chiel te laat. Hij was aanwezig bij de begrafenis, met vijf dagen was hij terug. Drie van de vijf dagen onderweg en maar ruim een etmaal ter plekke. Somber en moe stond zijn gezicht. Alsof hij ziek was, uitgeput – hoe kon een mens zo aftakelen in een paar dagen? Effi weet het nog, ze was nog maar een paar jaar op Gold Apple Garden. Ze had Chiel nooit gezien als een kwetsbaar mens. Hij was gelijkmatig, rustig en leek met weinig toe te kunnen. Maar toen hij terugkwam en zijn ogen zo anders stonden, leek hij ineens weerloos. Minder de baas, niet zo afstandelijk en onafhankelijk. Eenzaam. Is dat het begin geweest van wat er toen tussen hen is begonnen te groeien?
Nu gaat hij terwijl zijn moeder nog leeft; misschien wordt het een afscheid. Chiels moeder is kortgeleden tachtig geworden. Dat is voor Nederlandse begrippen nog niet zo heel oud. Bijna nergens worden mensen zo oud als in Holland. Maar waarom zou Catharina anders bellen? Het is nu zijn eigen keuze om te gaan.

Chiel heeft het niet zo op zijn vaderland, maar hij houdt van Meijlanden, al praat hij er niet vaak over. Holland is een landje waar elke stap wordt geregistreerd. De mensen weten er alles van elkaar, zegt Chiel. 'Stiekem' is een echt Hollands woord en stiekem is iedereen, maar niets blijft geheim. En wat de mensen ervan vinden is bij elk voorval het belangrijkste. Wat krom en scheef is, moet naar buiten toe recht lijken.
Als Chiel te veel whisky drinkt, spreekt hij dit soort raadsels. Dat gebeurt zelden, maar op zo'n moment stelt ze dan ook de vragen die ze anders binnenhoudt. Waarom hij daar weggegaan is. Het antwoord was trouwens een nieuw raadsel. Die nacht vergeet ze nooit, toen ze zijn vrouw geworden en zijn huishoudster gebleven was.
Dat er niets wezenlijk veranderd was, had ze wel begrepen toen het licht werd en zij zich, onzeker met de situatie, slapend had gehouden. Hij had even op de rand van haar bed gezeten en toen was hij weggelopen. Nog geen vijf minuten later, toen haar hand nog de warme plek naast haar koesterde, was de grote tractor langs het raam gereden.
Die morgen stond hij ineens achter haar in het kantoor. 'Als dit gevolgen heeft...' zei hij ongemakkelijk.
Ze was hem in de rede gevallen. 'Dit heeft geen gevolgen.'
'Als dit gevolgen heeft, ben ik voor minstens vijftig procent verantwoordelijk. Ik wil dat je dit goed beseft, Effi.'
'Het heeft geen gevolgen, definitief níét!' Ze had haar ogen neergeslagen omdat ze bang was dat hij daarin de nachtmerrie zou zien. Nooit eerder was ze bang geweest dat het aan haar te zien was.
Chiel bleef kijken, ook toen ze demonstratief de computeruitdraai weer naar zich toe trok. De cijfers van de geschatte opbrengst waren vaag geworden en in elkaar overgevloeid. 'Ik ben onvruchtbaar,' had ze gezegd. Stug, ze hoorde het zelf.
'Hoe weet je dat?'
Ze had haar stoel met een kras achteruitgeschoven. Dit moest van haar blijven, Chiel zou het niet begrijpen. Ze had immers een streep gezet onder het verleden? Ze was het kantoor uitgevlucht.