Met verwachting leven

"Onder geween zullen zij komen, onder smeekbeden zal ik hen leiden". Jeremia 31:9

Bovenstaande tekst is een gedeelte van een heilsprofetie.
't Volk Israël, dat in ballingschap verkeert in Babylonië, mag terugkeren naar huis. 't Volk was daar de moed verloren. Na 70 jaar ballingschap dachten ze: de Heere God ziet ons hier niet. We zijn buiten Zijn bereik. We zijn aan de goden van Babel overgeleverd.
Ze verwachtten niets meer. Ze zaten helemaal opgesloten, zo zeggen we tegenwoordig, in hun eigen bubbel. En dan komt de profeet hen oproepen de verwachting niet op te geven!
Wie de blik niet op de Heere God richt, wie niet naar Zijn beloften luistert, is helemaal op zichzelf aangewezen. Dan is de wereld een gesloten wereld. Dan leven we onder een stolp.
Verwachting van God hebben: daar gaat het om!
"Onder geween zullen zij komen". Dat is toch merkwaardig?. Als je mag teruggaan heb je toch alle reden om dolblij te zijn? Maar de tranen lopen over hun wangen. Het is een verwachting in ootmoed. Want ze kijken terug op een schuldig verleden. Ze laten hun tranen gaan in spijt over wat er gebeurd is.
In de oude kerk was de adventstijd een tijd van inkeer. Van boete doen. Bij levend geloof hoort verootmoediging. Klein worden voor God. Belijd u wel eens schuld: aan de Heere God?
En dat hoeft het niet in het vage te blijven. Mediteer maar eens over de 10 geboden. En dan zal er genoeg boven komen.
Als we geen besef meer van zonde hebben, zullen we ook niet meer beseffen waarom het komen van de Heere Jezus Christus naar deze aarde nodig was. De verkondiging van kribbe en kruis kan alleen maar een bevrijdende boodschap zijn voor hen die klein geworden zijn.
Zou overigens ook niet kunnen meespelen, dat ze ontroerd zijn door de trouw van God? Overweldigd door Gods goedheid? De ene emotie grijpt in de andere.
En er zijn ongetwijfeld ook tranen omdat ze de mensen missen die niet mee willen gaan!
Slechts een deel van het volk heeft zich die heilswoorden van de profeet aangetrokken. Een overblijfsel, zegt vers 7. Anderen lieten de goede woorden langs zich heen gaan. Ze bleven waar ze waren. Ze konden goed geld verdienen in Babylonië. Ze zijn uiteindelijk in de massa ondergegaan. En de Heere God, hun God, de God en vader van de Heere Jezus Christus, kwijtgeraakt.
Je kunt verdriet hebben over de mensen die hun verwachting van de Heere God opgeven. Die wel tevreden zijn met hun natje en droogje. Maar wie de verwachting opgeeft is een verloren mens. Zijn leven is grauw en grijs. Kent geen hoogte, kent geen diepte. En eindigt onbestemd.
Bekering houdt ook in, dat we ons oefenen in de verwachting die we van de Heere God mogen hebben. Dat is de bedoeling van de adventstijd. De vraag is:"Staat ons leven in het perspectief van de wederkomst van de Heere Jezus Christus? In het perspectief van het komend koninkrijk? Gericht op Zijn komst op de wolken van de hemel? Of is het hier en nu het een en al?"
De profeet zegt tegen ons: heb nu toch verwachting van God!
Hij gaat jullie toch ver te boven!
Met verwachting mogen we in de wereld staan!
Zouden de tranen van Israël ook niet vol zorg zijn geweest? Ze weten niet wat hen boven het hoofd hangt. Vandaar die smeekbeden, die ze noemen. Ze moeten door de woestijn heen.
Er is meer dan genoeg om ons zorg over te maken. Over deze wereld. Over de kerk.
Over de komende generatie. Leren zij God kennen? Kent hun leven nog diepte en hoogte? De diepte van zondekennis en de hoogte van wat genade is. Gaat de blijdschap over hoe goed ze het met zichzelf getroffen hebben, of gaat die over Wie God is?
En hebben we verwachting van God, dat Hij alles in handen houdt? De grote verzoeking is: de hoop kwijt te raken.
Ongeloof kan zich uiten in gebrek aan verwachting. Maar staan wij nog, ondanks alles, met ogen vol verrassing in deze wereld?
Als je de beloften van de Heere God leest, breekt een glimlach door de tranen heen. De Heere God neemt ons bij de hand. Opdat wij tot Hem komen. Opdat wij door Hem geleid worden. Verwachtingsvol!