Vervolgverhaal - Els Florijn – Het meisje dat verdween (slot)

Ik ga zitten met mijn hoofd in mijn handen. Ze was er altijd, ergens op de achtergrond, ook al dacht ik er niet over om haar op te zoeken. In al die jaren heeft ze twee keer contact gezocht, en ik heb het beide keren geweerd. Ik kon het niet. De kloof was niet meer te dichten. Ik wilde niet meer terugdenken, ik wilde werken en vergeten.
Toen papa stierf, heb ik haar nog gezien. Ik heb haar bekeken van een afstand en ik vond dat ze oud geworden was. Toen ik zag dat ze naar mij toe kwam lopen, ben ik weggegaan.
Een jaar en een dag na papa's sterven ben ik naar zijn graf gegaan. Ik ging expres een dag later omdat mama waarschijnlijk op de dag zelf ging. Ik had gelijk. Er lag een kiezelsteentje op zijn graf, om te laten weten dat er iemand aan hem gedacht had, dat er iemand bij zijn graf was geweest. Ik legde mijn met zorg uitgezochte steentje ernaast. Ik denk aan je, lieve man, zei mama's steentje. Maar ik denk ook aan je, lieve papa, vertelde mijn steen.
Dat was het enige contact dat we nog hadden: onze stenen die elkaar raakten, stilzwijgend vertellend over het enige wat wij nog deelden, een lange, ongelijke ketting over papa's graf. Het gaf mij troost genoeg om met niet al te veel bitterheid aan haar te denken.
Maar ook nu ben ik te laat. Mama.
Ik heb haar al zo lang niet meer gezien. Heer der wereld, hoe lang heb ik haar niet gezien? Waarom voelt het dan toch aan alsof U, Heilige, mij iets ontnomen hebt?
Het schemert al als ik opsta van de bank.
Ik maak in de keuken een broodje voor mezelf klaar en doe een lamp aan. Ik pak de stapel post van de tafel en blader snel en zonder werkelijk iets te zien de reclamefolders door. Een envelop met afschriften leg ik opzij. Er is een crèmekleurige A5-envelop bij. Ik haal hem tussen de kranten vandaan en bekijk met verwondering het handschrift. Onbekend.
Ik rits het papier met mijn pink kapot en trek de inhoud eruit.
Een brief, opnieuw in het onbekende handschrift. En een foto.
Nietsvermoedend draai ik de foto om.
Daar is ze.
Haar ogen stralend, een gedeelte van haar haren gevangen in een witte strik.
Ik merk dat mijn handen beven, want ik laat de brief vallen en als ik hem wil oppakken, trillen mijn handen nog zo dat ik hem weer laat vallen.
Als ik hem weer oppak, grijp ik hem zo stevig vast dat hij kreukt.

Geachte mevrouw Stein,
Namens uw moeder schrijf ik u deze brief. Zij heeft u zelf geprobeerd te schrijven, maar haar handschrift is niet meer leesbaar. Daarom heeft zij mij gevraagd deze op te stellen en op te sturen als ze mocht komen te overlijden. Een paar maanden geleden heeft uw moeder bezoek gehad van haar vroegere huishoudster, Frieke Verburg. Deze bracht haar een foto van haar dochter en uw zusje, Edith. Het ging toen mevrouw Verburg kwam niet goed met uw moeder. Haar hart is erg slecht.
Zij wil dat deze foto u toekomt na haar overlijden. In het bijzonder heeft ze mij gevraagd om u vergeving te vragen voor het feit dat ze deze foto u niet meteen heeft doen toekomen. Ze zei: 'Schrijf maar aan Lotte dat ik weet dat het verkeerd is, maar dat ik haar zo graag even voor mezelf alleen wilde. Ik weet zeker dat Lotte dat begrijpt.'
Met vriendelijke groet, Mija Schimmelpenninck, verzorgster in verpleeghuis 'De Averinck'.

De inkt wordt wazig door mijn tranen. Ik moet een paar keer knipperen voor ik de foto weer helder zie. Ik hou hem voor me, bang dat mijn tranen er misschien op zullen vallen.
Dit ben je, Ditte. Zo was je. Zo was je, klein meisje, zo kon je stralen. Wanneer hebben ze deze foto genomen? Je was blij, toen hij genomen werd. Je had het goed bij Frieke.
Het is, nu ik haar gezichtje zie, alsof ik haar stemmetje nog hoor, toen ze probeerde mee te zingen met het Jiddische liedje dat ik haar aan wilde leren: shpil zhe mir a lidele af yidish ?dervekn zol es freyd nit keyn khidesh ?az ale groys un kleyn, zoln kenen dos farshteyn ?fun moyl tsu moyl dos lidele zol geyn, oy, oy, oy
a lidele on ziftsn un on trern?shpil azoy az ale zoln hern?az ale zoln zen, ikh leb un zingen ken ?sheyner nokh un beser vi geven, oy, oy, oy
lomir zingen s'lidele tsuzamen?vi gute fraynd, vi kinder fun eyn mamen ?mayn eyntsiker farlang, s'zol klingen fray un frank ?in alemens gezang, oykh mayn gezang, oy, oy, oy *

Het enige wat ze goed kon, was het oy, oy, oy. Ze straalde als ze dat zong, ze sloeg met haar handjes op haar knieën.
Ik zing het zachtjes voor me uit. Soms kan ik bijna niet meer, maar ik dwing de woorden uit mijn mond ondanks mijn tranen. Ikh leb un zingen ken, sheyner nokh un beser vi geven! O, Heilige, o, Elohiem, nog nooit heeft de gedachte aan haar zo'n pijn gedaan! U maakte zo'n mooi, prachtig en blij mensenkind, en U nam haar weg, zo alleen, zo verlaten. Laat me alstublieft weten dat U zich Zelf over haar ontfermd hebt, dat Uw Hand over haar was, zoals ze iedere avond bad: In Uw handen beveel ik mijn geest, als ik slapen ga en wakker word.
Ik heb geen fotolijstje. In mijn huis staan geen fotolijstjes. Ik leg de foto voorzichtig op de tafel. Morgen zal ik er een bij laten maken.

Ik heb de foto in een envelop naast me liggen op de autostoel. Maar voordat ik naar Mathilde toe ga, moet ik nog iets anders doen.
Het is ver rijden. Er zijn niet zo veel Joodse begraaf--plaatsen.
Als ik mijn auto parkeer en uitstap, komt de stilte me al tegemoet. Hier is enkel rust, het ruisen van de bomen. Hier is geen tijd, en hier is niets dan tijd.
Ik loop voorzichtig tussen de graven door. Natuurlijk weet ik waar ik moet zijn.
Het is te zien dat er pas een graf gedolven is. De aarde is nog niet tot rust gekomen, er is nog niet genoeg regen overheen gegaan.
Ik bekijk de Hebreeuwse tekens tot ik wazig zie.
Dan haal ik de stenen uit mijn jaszak. Ik heb ze gezocht, vanochtend: twee grote, grillige, en een kleine, ronde, witte. De kleine ligt als een veertje in mijn hand.
Ik leg een grote steen op de bovenrand. Die is voor papa.
Een klein stukje verder leg ik de andere grote. Die is voor mama.
Tussen de twee stenen is nog een opening. Ik pak het kleine, witte steentje en leg het tussen de twee grote in.
Die is voor Ditte.

Dit is de laatste aflevering van Het meisje dat verdween van Els Florijn. Volgende week start een nieuw vervolgverhaal: Snoeitijd van Joke Verweerd.