Toekomstgericht sterven

God… zal jullie uit dit land laten trekken naar het land dat Hij gezworen heeft aan Abraham, Izaäk en Jacob".

De zekerheid die Jozef in dit vers uitspreekt heeft hij niet van zichzelf. Hij herhaalt alleen maar de belofte die de Heere God heeft gegeven, zelfs met een eed bekrachtigd. 't Is voor het eerst dat deze drie namen Abraham, Izaäk en Jacob achter elkaar klinken. God is trouw van geslacht tot geslacht. En er zal een generatie komen, die de vervulling van de belofte zal meemaken. Daar houdt hij zich aan vast. En dat geeft hij tot troost aan hen die achterblijven.

In dit gedeelte wordt de samenhang tussen de generaties sterk benadrukt. Even eerder in dit hoofdstuk lees je dat Jozef zijn kleinkinderen en achterkleinkinderen zag.
Is die samenhang tussen de generaties er ook nu nog? Wat houden kinderen van vader en moeder, en kleinkinderen van opa en oma. Maar er is meer dan dat: ze dragen een belofte mee. De belofte van Jezus' terugkeer op de wolken van de hemel. Eens zal een generatie dat meemaken.

Leven we als huidige generatie uit het geloof in de levende Heere Jezus Christus? Leven we toe naar Zijn wederkomst? Of is ons leven vlak geworden? Kun je, net al zij die ons voorgingen, klein worden voor God, schuldbelijdend? Kun je je verheugen in de trouw Gods? Ben je dankbaar voor het evangelie van verzoening en genade?" Er zit trouwens in die woorden van Jozef ook een vermaning verborgen: de broers moeten zich niet blijvend in Egypte vestigen. Het verblijf daar is geen doel op zichzelf, maar alleen maar een middel om in leven te blijven in de tijd van hongersnood. Het was een voorbereiding op het echte: het binnengaan in het land der belofte. Dat zou hun thuis zijn, en dat moesten ze niet vergeten!
Ook wij zijn hier op aarde niet thuis, alleen maar gasten en vreemdelingen. De mens gaat immers naar zijn eeuwig huis.

De kerk benadrukt dat het om de eeuwigheid gaat. Niet om de tijd. Hier op aarde ben je maar even.
En als het volk Israël uit Egypte gaat, moeten ze Jozefs lichaam meenemen. Hij wil begraven worden in het land van God. Niet in een piramide in Egypte.

Jozef wil erbij zijn als God zijn beloften gaat vervullen. Daar kijkt hij naar uit. Zijn hart was gericht op Kanaän en zijn lichaam zou daar ook moeten zijn. Ook al zou dat nog 200 jaar duren. De kist, die het volk van Israël meenam, was een voortdurende herinnering aan Gods belofte aan de voorvaderen.

Over een kist gesproken: telkens weer moeten we ermee naar de begraafplaats gegaan. Altijd een aangrijpende gang. Maar als we begraven is dat een daad vol hoop. We zaaien in de akker. We geloven in God, die lichaam en ziel weer eens verenigen zal.
Een kerk die niet aan haar toekomst denkt is verloren. We worden juist telkens weer opgeroepen te leven in de verwachting van de vervulling van Gods beloften. Een christen ziet door en over de dood heen; Hij heeft een toekomst en de dood is het einde niet.

Wat gaat dat beloofde land worden? De bijbel is heel terughoudend in het spreken over de hemel. Jezus Christus zal zijn alles en in allen. In geloof zal ik zien dat de Heere God zijn beloften houdt en zijn werk voltooit.

Het laatste woord van het Bijbelboek Genesis is 'Egypte.' 't Land dat Israël later in de geschiedenis zo veel angst zou gaan bezorgen, toen ze als slaven moesten gaan werken. Wat een verschil met het begin van het boek, waarin we een inkijk kregen in het paradijs!

Maar de hand van God reikt over de grenzen van Egypte heen, zoals de hand van God over de dood heen reikt. Zoals God Israël uit Egypte zou brengen in een vaderland, zo zal God ons over de dood heen thuis brengen in het Vaderhuis.

En dat wetend roept Paulus uit in Korinthiërs 15, een uitroep vol vreugde: "De dood is verslonden tot overwinning. Dood, waar is uw prikkel? Graf, waar is uw overwinning?" Het is de Heere God Die ons, angstige, sterfelijke mensen, door de dood heen thuis zal brengen.