Het meisje dat verdween 38

Het klonk alsof hij zorgvuldig iets verzweeg. Ik wist niet wat ik moest denken. Dagen achtereen was er een naar, hol gevoel rond mijn hart, ik sliep slecht, ik merkte dat ik, wat ik ook deed, met mijn schouders opgetrokken zat van spanning. Mijn nek ging zeer doen. Ik had veel hoofdpijn. Het had maar heel even als bevrijding gevoeld. Nu zat ik gevangen in de angst om Ditte. Hoe dichter we bij de informatie over haar kwamen, hoe banger ik werd. Soms had ik moeite met ademhalen. Een week later ging papa weer met de pastoor weg.
'Kun je niet gewoon bellen?' hoorde ik mama smekend vragen. Ik zat op mijn bed. De deur van de kamer stond een stukje open. Papa en mama stonden op de gang. 'Het is beter dat ik zelf ga,' zei hij. 'Wat hoor je meer dan, als je zelf gaat?' Papa zweeg even, toen zei hij, op de fluistertoon die hij zich eigen had gemaakt in de onderduikjaren en die hij niet meer af kon leren: 'Ik ben er zelf bij. Ik hoor er als vader zelf bij te zijn als ze iets over Ditte vertellen. Dat moet je toch begrijpen, Caroline.' Mama bood niet aan om ook mee te gaan. Misschien dat ze het daar al over hadden gehad. 'Papa, mag ik mee?' riep ik door de kier van de deur. Even stil. 'Nee, Lotte,' zei papa, 'dat gaat niet.' 'En waarom niet?' Ik duwde de deur een stukje verder open. 'Ik ben toch haar zus?' 'Omdat ik je niet wil confronteren,' zei papa. 'Waarmee?' 'Het gaat niet, Lottie.' Zacht en beslist. Geen discussie mogelijk. Ik knalde de deur dicht. Zie je wel dat praten niets hielp? Papa kwam heel laat thuis. Mama en ik waren al naar bed gegaan, ik lag met wijd open ogen in het donker te staren, luisterend naar ieder geluid. Mama ook, want toen er voetstappen de trap op kwamen, gingen onze deuren tegelijkertijd open en stonden we samen in de gang. We voelden het. Het was alsof het in de lucht zat, alsof alles trilde van spanning. Papa kwam naar boven. Hij zag ons staan, mama eerst, toen mij, onze gezichten naar hem in angstige spanning. 'Kom ook maar even, Lotte,' zei hij. Ik liep achter hen aan hun slaapkamer binnen. Er stonden een paar stoelen. Papa ging op het bed zitten, mama en ik in een stoel. Hij begon te praten, op de fluistertoon die hij niet af kon leren, maar die luider was dan wanneer hij geschreeuwd had: 'Ik zal jullie vertellen wat we bij het Rode Kruis te weten zijn gekomen.' Ik hoorde hem diep ademhalen. In het schemerdonker van de kamer leek zijn gezicht te bestaan uit donkere vlekken. 'We wisten al dat Ditte naar de Schouwburg is gebracht. Daar is haar naam geregistreerd. We zijn erachter gekomen dat ze bijna meteen daarna op transport is gegaan.' Het klonk bijna alsof hij het over iemand anders had, iemand die hij en ik en mama niet kenden. 'We hebben gehoord waar dat transport naartoe ging…' '… naar Auschwitz.' Papa praatte meteen weer door, alsof hij het woord niet in zijn mond kon verdragen. 'Dat transport is daar aangekomen. Dittes naam is niet opgenomen toen ze uit de trein kwam. Het is wel zeker dat ze daarheen gegaan is.' Hij sloeg zijn handen voor zijn ogen. Zijn stem klonk gesmoord toen hij verder vertelde, het was alsof hij niet tegen ons praatte: 'Auschwitz was een vernietigingskamp. Het enige doel van Auschwitz was om zo veel mogelijk Joden te vermoorden. Ditte had geen schijn van kans. Kinderen werden meteen…' '… vergast.' 'Vergást?' zei mama. 'Ze hadden daar grote gaskamers. Zo veel mogelijk mensen werden daarin geduwd. Ze lieten er gas naar binnen. Ze heeft dus…' 'Stop,' zei ik, 'stop!' Ik wilde niets meer horen, ook al had ik het ergens wel geweten, ik wilde niet horen over gas of over transport of over het beeld dat ik had bij mensen die in een gaskamer geduwd werden, en Ditte daar ergens tussen, veel te klein tussen al die grote mensen, die vast niet omlaag gekeken hadden naar zo'n klein meisje. Ik zag papa naar mij kijken. Was hij weer bang dat ik ging schreeuwen? Dat hoefde niet. Het suisde zo vreemd in mijn oren dat geen stem daardoorheen zou kunnen dringen. Schreeuwde hij zelf maar, of mama. Alles, alles had ik beter gevonden dan deze fluisterende stem. Ik keek niet naar mama en ik keek niet naar papa, ik wilde niet meer luisteren naar wat papa misschien nog meer zou zeggen. Ik stond op, draaide me om en liep naar binnen. Daar trok en scheurde ik de olifant die ik gemaakt had kapot, tot de vulling van honderden kleine stukjes stof overal door mijn kamer verspreid lag als sneeuw in de zomer. Ik ging op mijn bed liggen en beet in mijn arm tot ik niet meer kon denken van de pijn.

Ze zijn er. Iemand heeft haar opgetild en uit de trein gedragen; buiten moet ze op haar eigen voeten staan. Ze omklemt de hand van Tikva's moeder, die Tikva draagt. Overal zijn mannen die schreeuwen, onophoudelijk; ze klemt zich vast aan de rok, aan de hand, bang voor het schreeuwen en het onbekende. Overal mannen, mannen in gestreepte pakken met hun hoofd kaal en omlaag, heen en weer rennend; ze moeten in een rij gaan staan, vijf naast elkaar; ze worden geduwd, heen en weer, de mannen in de pakken zwijgen en rennen, overal zijn soldaten, die op de groenen lijken maar toch niet hetzelfde zijn. Aan de kant staan mannen met een pet op en een mooie jas aan, zij staat er vlakbij, bijna vooraan in de rij. Het duurt een tijd voordat iedereen goed staat: de mannen aan de ene kant, de vrouwen en de kinderen aan de andere. Ditte zakt telkens een beetje door haar benen, de vrouw die naast haar staat ziet dat en ze wordt opgetild. De vrouw is oud, maar ondanks dat Ditte een beetje bang is voor haar gezicht, leunt ze toch tegen haar aan.