Wat het echte leven is!

... tot een levende hoop... (1 Petrus 1:3m)

Het waren twee eenvoudige mensen, die niet zoveel konden vertellen over de dingen van deze tijd. Wanneer we een bezoek bij hen gebracht hadden, waren we niet veel wijzer geworden naar 'de wereld'. Maar we waren wel innerlijk verrijkt, want deze mensen konden met gloed spreken over de genade en liefde Gods, over de zegeningen, die ze uit Gods hand hadden ontvangen, over de blijdschap die hun hart vervulde en over de hoop aangaande hun toekomst.
Hadden die mensen dan zoveel voorspoed in hun leven ondervonden? O neen, zo was het niet. Veel tegenspoed hadden ze meegemaakt. Maar ze waren er door gelouterd: 'Gij hebt ons voor een tijd bedroefd en ons gelouterd door het lijden, gelijk het zilver wordt beproefd'. Maar ze hadden de Heere ook daarvoor leren danken, want ze waren daardoor dichter naar de Heere toegedreven. Ze hadden zich nog afhankelijker leren kennen van Hem en ze waren met groter dankbaarheid vervuld geworden voor het grote wonder dat de Heere hen in genade had aangenomen als Zijn kinderen en dat ze zich voor tijd en eeuwigheid geborgen mochten weten onder de schaduw van Zijn vleugelen. Daar spraken ze van, ze getuigden van hun hoop en geloof. Ze waren zo kinderlijk eenvoudig wanneer ze vertelden van hun verborgen omgang met God, van hun strijd en aanvechting, van hun worstelingen en uitreddingen, maar ook van hun grote liefde tot de Heere.
Zo leefden ze dicht bij God en verlangden ze zo naar de vervulling van Gods beloften. Ze hadden geleerd dat veel andere dingen eigenlijk maar bijzaak waren. Ondanks veel teleurstellingen, die we toch allemaal in het leven leren kennen, verloren ze hun goede moed niet. Komen we nu, in onze dagen, zulke mensen niet te weinig tegen? Mensen die zo dicht bij de Heere leven, die met zoveel liefde kunnen spreken over de Heere Jezus en Zijn genade, geestelijke mensen in de rechte zin van het woord? Hebben wij het niet veel te druk met de dingen van deze wereld en worden we zo in beslag genomen door dit tijdelijke leven, dat we niet meer toekomen aan de eeuwige dingen en de verborgen omgang met God missen? Zijn ze nog wel onder ons, die vromen die een echt godvruchtig leven leiden, die hun stempel zetten op hun huisgezin, op hun familie en vriendenkring, op de gemeente waartoe ze behoren? Mensen die diep ingeleid zijn in de Schriften, die goed gefundeerd zijn in het gereformeerde belijden, die een heilig ontzag hebben voor God en die tegelijk veel liefde hebben om hun naaste ook voor Christus te winnen? Denk ook eens aan de reformatoren Luther en Calvijn, wat hadden zij een kennis en een heilig ontzag voor Gods Woord. Denk eens aan de mensen van die tijd, wat hadden zij een liefde om ook hun naaste voor Christus te winnen. Ze konden niet zwijgen, al zou het hun leven kosten. En mijn lezer, lezeres, hoe is het met u, met jou? De kerk is zo verdeeld en verscheurd en velen willen niet meer van Goden zijn dienst weten. Zijn we daar onder bewogen?
En in ons persoonlijk leven, hoe staat het daarmee? Er is zoveel dat onze aandacht vraagt, dat we geen tijd meer hebben voor de eeuwige dingen. We zijn zo geboeid door de erfenis van deze wereld, dat we God vergeten. Daarom hebben we zo vaak de beproeving nodig. De Heere moet ons wel laten vastlopen in ons leven. Hij moet ons wel op moeilijke wegen en onbegaanbare paden leiden. Zoals een goudsmid het goud loutert in de hitte van het vuur om het des te zuiverder te doen schitteren, zo moet het geloof door het vuur van de beproeving heen. Want wanneer het geloof gelouterd wordt, dan is er ook weer een nieuwe lentetijd te verwachten. Dan is er hoop en toekomst voor de kerk. Dan leren we onze schuilplaats te zoeken in stilheid bij de Heere, dan houden we vast aan Zijn belofte tegen alles in, op hope tegen hope. Dan zullen we ook niet beschaamd uit­ komen. Dan zullen we de beproeving kunnen dragen omdat de Heere ons staande houdt. En dan zullen we eenmaal in eeuwige heerlijkheid bij de Heere mogen zijn. Dat heeft de kerk van onze tijd nodig. En hebben we ook allemaal persoonlijk nodig. We moeten hier op aarde leren wandelen met de Heere. We moeten hier die verborgen omgang met God leren kennen. O, leer toch uitzien met verlangen naar dat ware, volle leven met de Heere. Als je dat kent, dan mag je je soms hierop aarde al verheugen op dat grote, die onuitsprekelijke vreugde, die de Heere Zijn kinderen heeft bereid. Ja, dan mag je de voorsmaak hier op aarde soms al smaken. En dat werkt een levende hoop, een vurig verlangen. Dan zullen we de aarde niet mogen vergeten en ook daar trouw onze taak en roeping vervullen. Maar we zullen zeker de hemel niet mogen vergeten, waar Christus is ter rechterhand Gods en waar de eeuwige erfenis zal worden toebedeeld. Dat ons aller bede maar mag zijn: 'O Heere onze God, wil ons allen dat eenvoudige kinderlijke geloof en dat hartelijke vertrouwen schenken, opdat we leven uit die hoop, waarmee we nooit beschaamd zullen uitkomen'.

Deze overdenking stond eerder in Eilanden-Nieuws van 11 oktober 2002.