Afbeelding
Foto:

Zou mama het menen?

Toen ik een paar jaar geleden onze mini-baby zorgvuldig in het ledikantje legde en instopte onder een eveneens met zorg gestreken lakentje, met daarop een zorgvuldig gehaakt dekentje, had ik nooit kunnen vermoeden dat ik er nog eens briesend boven zou hangen. En toch gebeurde dat vorige week. Na twee gebroken nachten waarin de peuter elk kwartier moest plassen/dorst had/acuut honger had/een knuffel kwijt was en uiteindelijk zelfs haar zus wakker schreeuwde, omdat ze geen zakdoek onder haar kussen kon vinden, was van dinsdag op woensdag rond een uur of vier de maat vol. "Als ik je nu nog één keer hoor, ga je maar in de garage slapen," hoorde ik mezelf roepen. Enigszins geschrokken probeerde ze mijn gezichtsuitdrukking in het schemerdonker op waarde te schatten: zou mama het menen? Blijkbaar was er gerede twijfel omtrent mijn menselijkheid, want ze pakte haar knuffel, draaide op haar zij en dommelde in. Eén-nul voor mama. Die nacht hebben we haar niet meer gehoord. En de rest van de week sliep ze wonderbaarlijk goed.
Krap een week later werd ik bij de ingang van de peuterspeelzaal echter opgewacht door een enigszins ernstig kijkende peuterjuf. "We moeten praten," zei ze, terwijl ze de deur uitnodigend voor me openhield. Geschrokken hield ik halt. "Klopt het dat jullie dochter in de garage moet slapen?" De ophanden zijnde verhuizing van slaapkamer naar garage was blijkbaar in geuren en kleuren door onze peuter uit de doeken gedaan tijdens het kringgesprek. Hoewel de peuterjuf met een paar decennia ervaring op zak de uitspraken van onze dochter wel op waarde wist te schatten, kon ik niet voorkomen dat mijn wangen rood kleurden. Glimlachend liep onze peuter voor me uit. Twee-één voor haar.