Een brandende begeerte


"Gedenk mijner, o HEERE, naar het welbehagen tot Uw volk, bezoek mij met Uw heil.
(Psalm 106:4)

Hoewel wij niet weten wie de dichter van Psalm 106 geweest is, uit deze hele Psalm blijkt dat hij versierd was met genade. De spraak maakte hem openbaar. Geïnspireerd door Gods Geest heeft hij deze Psalm mogen vervaardigen, en na vele eeuwen laat de Heere hem in het hart kijken.
Wanneer hij uitroept: gedenk mijner, o HEERE, naar het welbehagen tot Uw volk, bezoek mij met Uw heil, dan geeft hij daarmee te kennen wat er in zijn hart leeft.
Gedenk mijner! Dit is de taal van ontdekking. De HEERE heeft uit de hemel nedergezien op de mensenkinderen, om te zien of iemand verstandig ware, die God zocht. Echter zijn ze allen afgeweken, te samen zijn zij stinkende geworden; er is niemand die goed doet, ook niet één.
Maar in onze Psalm is iemand aan het woord die God wel zoekt. Dat is genade. In het leven van de dichter is het waarheid geworden dat we lezen in Jesaja 65: 'Ik ben gevonden van hen, die naar Mij niet vraagden, Ik ben gevonden van degenen, die Mij niet zochten'.
Gedenk mijner! Nogmaals, dit is de taal van ontdekking. In vers 6 staat waarom de dichter er naar uit ziet dat de HEERE aan hem denkt.Wij hebben gezondigd, mitsgaders onze vaderen, wij hebben verkeerdelijk gedaan, wij hebben goddelooslijk gehandeld.
Zulk spreken leert ons natuurlijk bestaan niet. Alleen Gods Geest, gekomen zijnde, zal overtuigen van zonde, gerechtigheid en oordeel.
Gedenk mijner! Zo riep ook de moordenaar aan het kruis, nadat hij eerst beleden had: vreest gij ook God niet, daar gij in hetzelfde oordeel zijt? En wij toch rechtvaardiglijk, want wij ontvangen straf, waardig hetgeen wij gedaan hebben; maar Deze heeft niets onbehoorlijks gedaan.
De dichter heeft doorleefde zondekennis. Dit doet hem echter niet met Kaïn uitroepen dat zijn misdaad te groot was om vergeven te kunnen worden. Integendeel! Hij doet een beroep op Gods welbehagen. Gedenk mijner, naar het welbehagen tot Uw volk, o HEERE. De dichter had geleerd dat er alleen van die kant een mogelijkheid was. en wel in de Zoon van Gods eeuwig welbehagen. De dichter had geleerd wat het was om alleen uit genade zalig te worden. Weten wij hier ook van. Of zoeken wij nog steeds door de werken der wet zalig te worden?
Wat een uitnemende genade wanneer Gods Geest ons anders leert. Dan valt een mens in het zalig worden er totaal buiten en is het door God, door God alleen, om ' t eeuwig welbehagen.
En dit wist de dichter. Vandaar dat hij er aan toevoegt: bezoek mij met Uw heil. In dit woordje heil ligt ook opgesloten: Heiland! Dus: bezoek mij met Uw Heiland. Het is Zijn komst die het heil van de dichter volmaken kan. Welk brandende begeerte of zich dat Heil aan hem mag openbaren. Alleen in Hem kan de dichter voor God bestaan. Alleen in Hem zal er vergeving van ongerechtigheden zijn. Kent U deze begeerte ook, bij aan- of voortgang? Gaat u wenend over de wereld vanwege doorleefde zondekennis en daardoor een levend Godsgemist? Dat het dan de brandende begeerte moge zijn: vertroost mijn ziel in haar geween, en zeg haar: 'k ben uw heil alleen!

Deze meditatie stond eerder in Eilanden-Nieuws van 29 juni 2001.